ECLI:NL:RBDHA:2024:3496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
09/303855-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het inrichten van een drugslab en het bezit van amfetamine met gevaar voor omwonenden

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man, die werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man had in november 2022 een amateuristisch drugslab ingericht in zijn woning, wat leidde tot een explosie en brand, met gevaar voor omwonenden. De verdachte was een jaar lang niet in beeld bij justitie, maar werd in november 2023 aangehouden in het kader van een ander onderzoek, waarbij hij in het bezit was van 83,4 gram amfetamine. Tijdens de rechtszittingen op 25 januari en 29 februari 2024 werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdachte zich goed kon verdedigen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte grovelijk onvoorzichtig had gehandeld door een ondeugdelijk drugslab in te richten, wat resulteerde in een ontploffing. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en het voorbereiden van de productie van amfetamine. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het risico op herhaling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/303855-23
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Alphen aan den Rijn,
locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 januari 2024 (pro forma) en 29 februari 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Knobbout en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W. Römelingh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

3.hij op of omstreeks 15 november 2023 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad 83,4 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1 en 2 (partieel) nietig is, omdat de vereiste verfeitelijking ontbreekt. De woorden ‘drugslab’ (feit 1), ‘chemicaliën’ en ‘productieapparatuur’ (beide feit 2) zijn naar het oordeel van de verdediging te algemeen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gedragingen die de verdachte worden verweten, mede gelet op het procesdossier, voldoende duidelijk tot uitdrukking zijn gebracht in de tenlastelegging. De dagvaarding is dan ook geldig.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De dagvaarding moet op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zowel feitelijk als juridisch voldoende duidelijk zijn. Bij de uitleg van deze bepaling staat volgens vaste jurisprudentie de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn.
Onder feit 1 wordt de verdachte – kort gezegd – verweten dat door zijn schuld een ontploffing en/of brand is ontstaan. Het onderdeel dat de verdachte een drugslab onvoldoende deugdelijk zou hebben ingericht, is een verfeitelijking van de tenlastegelegde handeling en niet een op zichzelf staand verwijt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier voldoende duidelijk welk drugslab precies wordt bedoeld en hoe het ondeugdelijk inrichten daarvan tot de ontploffing en/of brand zou hebben geleid.
Onder het feit 2 wordt de verdachte – kort gezegd – verweten dat hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van en handel in amfetamine. Dat de verdachte ‘chemicaliën’ en ‘productieapparatuur’ voorhanden zou hebben gehad is geen verwijt op zichzelf, maar betreft juist een verfeitelijking van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier voldoende duidelijk welke chemicaliën en productieapparatuur de verdachte, volgens het openbaar ministerie, voorhanden gehad zou hebben.
De tenlastelegging is, gezien het bovenstaande, naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk, begrijpelijk en feitelijk. Dat betekent dat het voor de verdachte op grond van deze tenlastelegging duidelijk was tegen welke verdenking de verdachte zich moest verdedigen en daarvan heeft het verhandelde ter terechtzitting ook daadwerkelijk blijk gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet en verwerpt het (partiële) nietigheidsverweer van de verdediging. De dagvaarding is daarom, ook voor wat betreft de feiten 1 en 2, geldig.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al het tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie het handelen van de verdachte als grove schuld gekwalificeerd. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is de officier van justitie van mening dat de verdachte deze feiten alleen heeft begaan, zodat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het plegen in vereniging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het onderdeel ‘brand’ zoals onder feit 1 ten laste is gelegd niet kan worden bewezen en dat geen sprake is van (grove) schuld bij het veroorzaken van de ontploffing. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een aantal bewijsmiddelen niet bruikbaar is voor het bewijs.
4.3
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Zuid, (doorgenummerd pagina 1 t/m 311).
De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen, opgemaakt op 26 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 208 - 215):
Op zondag 13 november 2022 heb ik een onderzoek ingesteld aan goederen en chemicaliën die aangetroffen werden in een woning op locatie Maartensdijklaan 679 te Den Haag.
Bevindingen
Links van de toegangsdeur bevond zich een gangkast. In deze kast zagen wij deels onder vuilniszakken blauwe jerrycans staan. Tegenover de toegangsdeur in de hal bevond zich een tweede gangkast. In deze gangkast zagen wij diverse dozen met zilverkleurige zakken.
In de keuken zagen wij op het aanrecht een verwarmingsplaat met daarop een maatbeker met vloeistof. Vlak achter deze opstelling zagen wij op de gasaansluiting, welke tegen de muur was bevestigd, een waterslang die met een tiewrap was vastgemaakt. De waterslang liep door naar de aangrenzende badkamer. Op het aanrecht in de keuken stond een glazen schaal met een lepel welke onder de witte poederresten zaten.
In de badkamer, voor de wasmachine bevond zich een blauwe jerrycan. Naast de wasmachine bevond zich een wastafel met daaronder een aantal witte jerrycans. Op de wastafel stond een maatbeker met daarin bruine vloeistof.
In de wastafel lag het uiteinde van een waterslang. Deze was verbonden met de destillatiebuis. Vanaf de deur van de badkamer stond links in de ruimte een rode drum met daarvoor een zwarte jerrycan. In de rode drum zat vloeistof. In de vloeistof in de drum bevond zich een wit vat met daarop een witte jerrycan voorzien van slangen. Rechts van de rode drum bevond zich een opstelling van een reactievat voorzien van een destillatiebuis welke schuin tegen de muur aanlag. De destillatiebuis rustte deels op de gasbrander die was gemonteerd op een kruk zonder zitvlak. Op de kraan van de douche was een slang bevestigd ten behoeve van de aanvoer van koelwater voor de destillatiebuis.
De gasbrander was verbonden met de waterslang welke in de keuken was aangesloten op de gasslang. Ook hier was de waterslang bevestigd middels een tie-wrap. In het plafond boven deze opstelling bevond zich een luchtafzuigpunt wat deel uit maakte van de centrale luchtafzuiging in het appartementencomplex.
De balkondeur was uit de sponning naar buiten geblazen en lag op het balkon. Het raamkozijn van de keuken was naar buiten geblazen en lag op het grasveld, wat zich achter de woning bevond.
Inventarisatielijst
SIN
Omschrijving
NFI uitslag
Gang
[nummer]
Een zilverkleurige sealzak met daarin een plastic zak met circa 10 kilogram wit poeder.
Bevat een zout van 'BMK-glycidezuur'
[nummer]
3 blauwe 30 liter jerrycans, alle geheel gevuld met zure kleurloze vloeistof.
Bevat zwavelzuur
Keuken
[nummer]
Een glazen kom met circa 2 gram wit poeder.
Bevat amfetamine
[nummer]
Een elektrische verwarmingsplaat met daarop een zwarte kunststof maatbeker met daarin basische vloeistof.
Bevat amfetamine, BMK
Badkamer
[nummer]
Een 200 liter drum met daarin vloeistof en een wit 100 liter schroefdekselvat met daarin circa 30 liter gele zure vloeistof met de geur van BMK. De vloeistof uit het witte vat werd bemonsterd.
Bevat BMK op een sterk
zure waterige vloeistof
[nummer]
Een witte 5 liter jerrycan geheel gevuld met bruine vloeistof. De vloeistof werd bemonsterd.
Bevat BMK
[nummer]
Een plastic maatbeker met 1600 milliliter bruine basische vloeistof. Deze werd bemonsterd.
Bevat een waterige
vloeistof met lage
concentraties amfetamine,
BMK en
N-formylamfetamine
[nummer]
Een blauwe 20 liter jerrycan.
Bevat BMK en
N-formylamfetamine in een zwak zure waterige
vloeistof
Gevaarzetting
Ten behoeve van het productieproces werd gebruik gemaakt van een gasbrander welke middels een waterslang was aangesloten op de gaskraan in de keuken. Zowel aan de gaskraan als de gasbrander was de waterslang bevestigd middels een tiewrap. Opgemerkt wordt dat gas wat middels een slang wordt getransporteerd alleen in daarvoor goedgekeurde en gewapende gasslangen mag worden getransporteerd. De aansluiting van dergelijke goedgekeurde slangen op een gaskraan en gebruikersvoorwerp zoals een gasbrander dient middels een daarvoor bestemde slangenklem plaats te vinden. De gebruikte waterslang alsmede de tiewrap zijn daarvoor ongeschikt.
De combinatie van de aangetroffen chemicaliën, productieapparatuur en procesopstelling plus de uitgevoerde productieprocessen levert aanzienlijke risico's en gevaren op. Daarnaast is het vervaardigen van BMK en amfetamine in een qua afmetingen beperkte woning met `gemodificeerde' luchtafzuiging en geïmproviseerde gasaanvoer extreem gevaarlijk. Bij een calamiteit kan een brand of explosie ontstaan. Tevens kunnen zeer schadelijke gassen en dampen vrijkomen welke voor zowel de producent, omwonende en hulpverleners ernstige gezondheidsrisico's en/of de dood ten gevolg hebben. Deze schadelijke gassen en dampen kunnen zich via een luchtafzuigsysteem verder verspreiden.
Interpretatie LFOOp de locatie [adres] te Den Haag werden goederen en chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de omzetting naar BenzylMethylKeton (BMK) en de vervaardiging van amfetamine met de Leuckart methode.
Door het fabriceren van BMK en amfetamine in een woning in een appartementen complex waarbij zowel de gasaanvoer als de luchtafzuiging werd geïmproviseerd heeft de verdachte bewust het risico genomen dat hierbij een brand of explosie kon ontstaan.
2.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] ’s-Gravenhage), opgemaakt op 18 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 75 - 165):
In de woning werd een inwerking zijnde drugslab aangetroffen.
Ter plaatse werden wij aangesproken door:
twee personen, beide werkzaam bij het LFO
Wij hoorden van hen dat:
- de woning inmiddels veilig was verklaard door zowel de brandweer als LFO;
- het een vies lab betrof;
- amateuristisch in elkaar was gezet;
- door de gehele woning vele goederen stonden die betrekking hadden tot het vervaardigen van drugs;
- in een ketel in de badkamer, een explosie had plaatsgevonden.
Keuken
Wij zagen dat:
- links van het keukenblok was een gaskraan waaraan een tuinslang bevestigd was met een zwarte tiewrap.
Ik, [naam] heb vervolgens van de tiewrap een bemonstering genomen, veiliggesteld en gewaarmerkt onder [nummer] . Hiernaast heb ik een peuk veiliggesteld welke lag op de hoek van het aanrecht en gewaarmerkt onder [nummer] .
Badkamer
Wij zagen:
- een blauwe plastic mand met onder andere schoonmaakhandschoenen (twee stuks);
Ik, [naam] , heb vervolgens beide handschoenen bemonsterd en de bemonstering veiliggesteld en gewaarmerkt onder [nummer] en [nummer] .
- dat onder de wasbak twee stuks gele schoonmaakhandschoenen en onder de handschoenen een aansteker lag.
Ik, [naam] heb de aansteker in zijn geheel bemonsterd, veiliggesteld en gewaarmerkt onder [nummer] .
Woonkamer
Wij zagen dat:
- er kleding, een donkerkleurige broek en een grijze trui met capuchon op de bank lag met mogelijke vlekken van chemicaliën;
- op de bank een notitieblok lag met daarin aantekeningen passend voor de bereiding van verdovende middelen.
Ik, [naam] , heb vervolgens de grijze trui van de bank veiliggesteld en gewaarmerkt onder [nummer] .
Interpretatie van bevindingen
Wij zagen dat in de badkamer een lab gesitueerd was. Om de ketel te voorzien van gas, was een tuinslang bevestigd aan de gaskraan in de keuken. De tuinslang was aan de gaskraan vastgezet met een tiewrap. Een dergelijke constructie is dermate ondeugdelijk dat dit een gevaarsetting oplevert. Aan de buitenzijde van de ketel was geen schade te zien aan het metaal en leek de ketel intact. Dit doet vermoeden dat een dergelijke explosie was ontstaan door opbouw van de gasdruk.
Het dactyloscopisch onderzoek bij onderstaande sporendragers heeft het volgende restultaat opgeleverd:
- het notitieblok ( [nummer] ) heeft tien dactyloscopische sporen opgeleverd.
Sporendragers
Goednummer: PL1500- [nummer]
SIN: [nummer]
Bijzonderheden: Kladblok met ingrediënten vanaf bank woonkamer
3.
Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 13 november 2022, voor zover inhoudende (p. 12):
Ik ben de melder. Ik hoorde een doffe dreun, ik keek in de richting waar het geluid vandaan kwam en liep daarheen. Dat was dus [adres] . Ik zag een gevelelement buiten in het gras liggen. Ik zag een lichte walm, een wazige damp uit het pand komen. Ik belde toen 112. Toen ik dichterbij kwam zag ik vlammen uit de badkamer komen. Vervolgens ben ik naar het portiek gelopen en ik zag al mensen naar buiten komen. Ik heb vervolgens bij elk portiek op het bellentableau op de bel gedrukt en gesommeerd naar buiten te komen.
4.
Het deskundigenverslag, op 10 januari 2023 opgemaakt en ondertekend door [deskundige] op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 216 - 221):
2. Verkregen informatie
In het aanvraagformulier van 15 november 2022 is het volgende vermeld: "In een woning gelegen op [adres] te Den Haag had een explosie plaatsgevonden. Op de gaskraan in de keuken was een waterslang met een tiewrap vastgemaakt, welke aan een gasbrander bevestigd was met een tiewrap. Vermoedelijk was hierbij gas gelekt in combinatie met open vuur, had vermoedelijk de explosie veroorzaakt.
Betreft omzetting naar BMK in een au- bain-marie opstelling, en de vervaardiging
van amfetamine."
6. Conclusie
Vraagstelling 1: Opiumwet
In het onderzoeksmateriaal is amfetamine aangetoond. Amfetamine is vermeld op
lijst I van de Opiumwet.
Vraagstelling 2: grondstoffen/hulpstoffen/tussenproducten
In het onderzoeksmateriaal werd een zout van ' BMK-glycidezuur', zwavelzuur, BMK en N-formylamfetamine aangetoond. In relatie tot drugs worden zouten van ‘BMK-glycidezuur' (2-methyl-3-fenyloxiraan-2-carbonzuur) gebruikt voor het vervaardigen van BMK (benzylmethylketon), een grondstof voor amfetamine en metamfetamine. N-formylamfetamine is het tussenproduct in de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode Zwavelzuur wordt in de chemische industrie veelvuldig toegepast. In relatie tot drugs kan zwavelzuur worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs en drugsprecursoren.
Vraagstelling 3: Wvmc
Het onderzoeksmateriaal [ [nummer] ] bevat een zout van 'BMK-glycidezuur' ( 2-methyl-3-fenyloxiraan-2-carbonzuur) en voldoet aan de omschrijving van een geregistreerde stof van categorie 1 zoals opgenomen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de daarin genoemde Europese verordeningen.
Het onderzoeksmateriaal [ [nummer] ] bevat BMK en voldoet aan de omschrijving van een geregistreerde stof van categorie 1 zoals opgenomen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de daarin genoemde Europese verordeningen
De onderzoeksmaterialen [ [nummer] en [nummer] ] bevatten zwavelzuur en voldoen aan de omschrijving van een geregistreerde stof van categorie 3 zoals opgenomen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de daarin genoemde Europese verordeningen.
5.
Het deskundigenverslag, op 20 december 2022 opgemaakt en ondertekend door [deskundige] , forensisch DNA-deskundige, voor zover inhoudende (p. 176 - 181):
Tabel 2 Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
Mogelijke donor van celmateriaal
Trui binnenzijde kraag [nummer] #01
[verdachte]
Trui binnenzijde rechter manchet [nummer] #02
[verdachte]
Handschoen
[nummer]
[verdachte]
Handschoen
[nummer]
[verdachte]
Tiewrap
[nummer]
[verdachte] (DNA- hoofdprofiel),
[naam] (afgeleid DNA-profiel)
Aansteker
[nummer]
[verdachte]
Peuk
[nummer] #01
[verdachte]
6.
Het proces-verbaal van bevindingen resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, op 21 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 185 – 188):
Overzicht dactyloscopische sporen met bijbehorende uitslag
Individualisatie
SIN: [nummer]
Plaats veiligstellen: Vanaf schrijfblok, bladzijde2, achterzijde, rechtsonder
Uitslag: Individualisatie op: [verdachte] geb. [geboortedatum]
SIN: [nummer]
Plaats veiligstellen: Vanaf schrijfblok, bladzijde 8, achterzijde, midden
Uitslag: Individualisatie op: [verdachte] geb. [geboortedatum]
Kandidaat meervoudige procedure
SIN: [nummer]
Plaats veiligstellen: Vanaf schrijfblok, bladzijde 2, achterzijde, links, midden
Uitslag: Kandidaat mvp: [verdachte] geb. [geboortedatum]
4.4
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er op 13 november 2022 in een portiekwoning, gelegen aan [adres] te Den Haag een ontploffing heeft plaatsgevonden. De ontploffing vond plaats in een – zoals de politie heeft geverbaliseerd – ‘amateuristisch’ in elkaar gezet drugslab, die in de badkamer van de portiekwoning was ingericht. [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij vlammen uit de badkamer zag komen. De rechtbank volgt die verklaring en is dan ook van oordeel dat er zowel een ontploffing als brand is ontstaan.
De gevolgen
Door de kracht van de ontploffing zijn zowel een balkondeur als een raamkozijn uit de woning geblazen. [getuige] , die in de buurt rondliep, heeft meerdere personen uit de portiekflat zien komen en heeft bewoners via de bellentableau gesommeerd om naar buiten te komen.
In het rapport van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) wordt het drugslab, vanwege de kleine woning, de gemodificeerde luchtafzuiging en geïmproviseerde gasaanvoer, als extreem gevaarlijk gekwalificeerd. Volgens de deskundigen van het LFO kon er een brand en ontploffing ontstaan die voor omwonenden en hulpverleners ernstige gezondheidsrisico's en de dood ten gevolg zouden kunnen hebben.
Gelet op de situering van het drugslab in een portiekflat en de aanwezigheid van omwonenden en voorbijgangers, is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de brand en ontploffing gemeen gevaar voor goederen en personen heeft veroorzaakt. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van de gevolgen zoals opgenomen in de tenlastelegging.
De oorzaak
Uit het onderzoek van de deskundigen, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de ontploffing is ontstaan door een gaslek, in combinatie met open vuur.
Volgens de deskundigen van het LFO mag gas alleen in een goedgekeurde en gewapende slang worden getransporteerd en moet voor de bevestiging gebruik gemaakt worden van een slangenklem. De gebruikte waterslang en tiewrap zijn daarvoor ongeschikt. Daardoor heeft zich volgens de deskundigen gas kunnen ophopen en vanwege de druk en ondeugdelijke bevestiging kunnen ontsnappen. Het lekkende gas, in combinatie met het open vuur van de kookopstelling in het drugslab, zou de ontploffing (en brand) hebben veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dus niet anders, dan dat de gaskraan tijdens de ontploffing heeft opengestaan. De enkele omstandigheid dat de – na de ontploffing – gemaakte foto’s laten zien dat de gaskraan dicht stond, maakt dit niet anders. Dit kan immers ook worden verklaard doordat de brandweer tijdens het veilig stellen van de woning de gaskraan zou kunnen hebben dichtgedraaid.
Gelet op dit oordeel wijst de rechtbank het door de raadsman voorwaardelijk gedane verzoek om een gasfitter als getuige te horen over de afbeelding van de gaskraan af omdat de noodzakelijkheid daarvan de rechtbank niet is gebleken.
Gelet hierop komt de rechtbank tot bewezenverklaring van alle drie de gedachtestreepjes zoals opgenomen in de tenlastelegging.
De schuld
Het is een feit van algemene bekendheid dat gas zeer brandbaar is en bij ontbranding een ontploffing kan veroorzaken. Voor werkzaamheden aan of bij de gastoevoer moet uiterste voorzichtigheid betracht worden door speciaal daarvoor opgeleide installateurs. Het amateuristisch en ondeugdelijk fabriceren van een kookopstelling ten behoeve van een drugslab, met gebruikmaking van ongeschikte materialen voor de gasaansluiting, moet naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam. Daarmee komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de hoogste gradatie van schuld aan de ontploffing en brand.
De verantwoordelijke
In de portiekwoning zijn meerdere DNA-sporen en vingerafdrukken gevonden die van de verdachte afkomstig zijn. De verdachte heeft voor de aanwezigheid van zijn DNA en vingerafdrukken geen enkele verklaring willen geven. De plaatsen waar het DNA van de verdachte is aangetroffen, met name die op de tiewrap waarmee de waterslang aan de gasaansluiting was bevestigd, duiden naar het oordeel van de rechtbank niet slechts op de aanwezigheid van de verdachte in de portiekwoning, maar ook op zijn betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij het (inrichten van het) drugslab, ten gevolge waarvan de ontploffing en brand is ontstaan.
De rechtbank komt gelet op de bewijsmiddelen dan ook tot de bewezenverklaring dat het aan de schuld van de verdachte te wijten is, dat er een ontploffing en brand is ontstaan.
Uit het procesdossier volgt niet dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen heeft gehandeld, zodat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken voor het plegen in vereniging.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de portiekwoning aan [adres] voorbereidingshandelingen werden uitgevoerd voor de productie en handel van amfetamine. Uit het onderzoek van de LFO en het NFI volgt dat daarvoor chemicaliën en productieapparatuur voorhanden waren.
De in de portiekwoning aangetroffen DNA-sporen en de vingerafdrukken van de verdachte, waaronder die op een notitieblokje met daarin beschrijvingen van bereidingen van verdovende middelen en op handschoenen gelegen in de badkamer waar de laboratoriumopstelling stond, wijzen er naar het oordeel van de rechtbank op dat de voorbereidingshandelingen door de verdachte gepleegd zijn. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het tweede feit. Uit het procesdossier volgt niet dat de verdachte met een of meer anderen heeft gehandeld, zodat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken voor het plegen in vereniging.
4.5
Opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De rechtbank zal voor feit 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 februari 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 november 2023 (p. 286 - 288);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, drugsonderzoek [naam] , opgemaakt op 4 december 2023 (p. 309 - 310) en het bijbehorende geschrift, te weten Rapport [naam] , opgemaakt op 4 december 2023 (p. 311).
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 13 november 2022 te 's-Gravenhage, in een portiekwoning, gelegen [adres] , grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam
- een tuin/watersla
ng ondeugdelijk met behulp van tie wraps aan een gaskraan en gasbrander heeft bevestigd en
- die gaskraan heeft geopend, althans open heeft gelaten waardoor gasdruk in een tuin/waterslang werd opgebouwd
en
- een drugslab ondeugdelijk in die portiekwoning heeft ingericht,
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat in die portiekwoning een ontploffing is ontstaan en er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor de inboedel in die portiekwoning en belendende woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van belendende woningen en voorbijgangers ontstond;
2.
hij op 13 november 2022 te 's-Gravenhage om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door chemicaliën en productieapparatuur voorhanden te hebben;
3.
hij op 15 november 2023 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad 83,4 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en dat aan hem voorts een geldboete van € 10.000,- wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, volstaan moet worden met een taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. Hij heeft in november 2022 een (kleinschalig) amateuristisch drugslab ingericht ten behoeve van de productie van amfetamine. Amfetamine is zeer schadelijk voor de gezondheid en niet zelden raken mensen eraan verslaafd, met destructieve gevolgen voor hun leven. Het productieproces van dergelijke synthetische drugs levert een grote hoeveelheid voor het milieu schadelijke afvalstoffen op die, zo leert de praktijk, vaak illegaal worden gedumpt in de natuur. Het drugslab van de verdachte was dusdanig gevaarlijk ingericht dat er groot gevaar voor brand en ontploffing bestond. Het is aan de schuld van de verdachte te wijten dat er daadwerkelijk een brand en ontploffing is ontstaan waarbij de levens en goederen van de omringende bewoners in het gevaar zijn gebracht. Door de kracht van de ontploffing zijn zowel een deur als raamkozijn uit de sponningen geslagen. Het is niet aan het handelen van de verdachte te danken dat bij de ontploffing geen gewonden of doden gevallen zijn.
De verdachte is ongeveer een jaar later per toeval aangetroffen en aangehouden terwijl hij in het bezit was van 83,4 gram amfetamine. Zelfs na het veroorzaken van een levensgevaarlijke ontploffing een jaar eerder is de verdachte dus niet weggebleven van de drugs, wat het risico op herhaling hoog maakt.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft ten aanzien van het derde feit een bekennende verklaring afgelegd en ten aanzien van de andere twee feiten zich op zijn zwijgrecht beroepen. Dat de verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de feiten 1 en 2 is zijn goed recht, maar de situatie schreeuwt om een verklaring vanwege onder andere de aanwezigheid van DNA en vingerafdrukken van de verdachte. De proceshouding van de verdachte weegt niet in zijn voordeel mee. Verder zijn er geen persoonlijke omstandigheden aan het licht gebracht waar de rechtbank in strafverminderende zin rekening mee zou moeten houden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 januari 2024.
Daaruit blijkt dat hij recentelijk niet in aanraking is gekomen met justitie.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de maximale gevangenisstraf van een jaar die kan worden opgelegd voor het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen.
De rechtbank zal een deel van die straf, groot 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Immers blijkt uit de bewezenverklaarde feiten en uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting dat de verdachte in ieder geval tot aan zijn detentie kampte met een amfetamineverslaving. De rechtbank is van oordeel dat het risico op herhaling moet worden ingedampt door middel van een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 158 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
aan zijn schuld brand en ontploffing te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstaat;
ten aanzien van feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24(
VIERENTWINTIG)
MAANDEN
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Balfoort, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. R. Wieringa, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2024.