Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser is op 23 februari 2024 in vreemdelingenbewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. Tijdens de zitting op 4 maart 2024 was de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig, terwijl de gemachtigde van eiser, mr. E. Stap, niet is verschenen, ondanks voorafgaande kennisgeving aan de rechtbank.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig was. De staatssecretaris had in de maatregel van bewaring aangegeven dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de bewaring niet heeft betwist en concludeert dat de motivering van de staatssecretaris voldoende is om de maatregel te rechtvaardigen. Bovendien heeft de rechtbank ambtshalve getoetst of de maatregel op enig moment onrechtmatig was, maar heeft dit niet kunnen vaststellen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 6 maart 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.