ECLI:NL:RBDHA:2024:3449
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Salvadoraanse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid van de gestelde vervolgingsrisico's
Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak van een Salvadoraanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, had zijn aanvraag ingediend op 30 november 2021, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Boer, afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 16 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.
De rechtbank heeft de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat hij vanwege zijn werk bij de centrale bank van El Salvador en de publicaties van zijn vrouw op sociale media in gevaar was. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de problemen die hij ondervond niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar El Salvador voor vervolging zou vrezen, noch dat hij een reëel risico op ernstige schade liep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de problemen die eiser op zijn werk zou hebben ervaren en de publicaties van zijn vrouw op sociale media niet voldoende waren om een gerechtvaardigde vrees voor vervolging aan te tonen. Eiser had bovendien geen overtuigende verklaringen gegeven over de ernst van de gestelde problemen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.