ECLI:NL:RBDHA:2024:3443

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
NL23.36240 en NL23.36241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Albanese eiseres op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening van een Albanese eiseres beoordeeld. De eiseres, geboren in 1994, heeft op 22 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 november 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 11 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van de eiseres. De eiseres stelt dat zij zwanger is en dat haar familie haar dwingt tot abortus, wat zij niet wil. Dit zou haar reden zijn om Albanië te verlaten. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat Albanië een veilig land van herkomst is en dat de redenen van de eiseres geen asielrechtelijke relevantie hebben. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft afgewezen, omdat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer in een situatie van extreme armoede terecht zal komen, zoals vereist door de jurisprudentie van het Hof van Justitie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, en is openbaar gemaakt op 30 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.36240 en NL23.36241
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen [eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. D. de Vries), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Zuithoff ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
Eiseres stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Zij heeft op 22 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 16 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is zwanger. Haar familie wil dat ze abortus pleegt, omdat ze de vader van het kind afkeuren vanwege zijn geloof. Eiseres is moslim en de vader van het kind is katholiek. Eiseres wil geen abortus plegen en daarom kan ze niet meer bij haar familie terecht. Daarom is ze weg gegaan uit Albanië.
3. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst. De redenen waarom zij uit Albanië is weggegaan hebben geen asielrechtelijke relevantie en hierin is geen reden gelegen om aan te nemen dat Albanië voor eiseres niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
4. Eiseres voert aan dat zij bij terugkeer naar Albanië in een situatie van extreme armoede terecht zal komen. Zij doet een beroep op de arresten van het Hof van Justitie van 19 maart 2019 (Jawo en Ibrahim)1.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer terecht zal komen in een situatie vergelijkbaar met de arresten Jawo of Ibrahim. Daargelaten dat deze arresten betrekking hebben op Dublinclaimanten en statushouders, is de drempel om te kunnen spreken van ‘een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie’, zoals het Hof van Justitie benadrukt, uitzonderlijk hoog. Eiseres heeft op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer in een dergelijke situatie terecht zal komen. De enkele, niet toegelichte stelling dat zij in een situatie terecht zal komen van extreme armoede is hiertoe onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
1 ECLI:EU:C:2019:218en ECLI:EU:C:2019:219
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.