In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing op zijn verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) beoordeeld. Eiser had twee verzoeken ingediend om inzicht in documenten die betrekking hebben op de wettelijke aansprakelijkheid tussen de overheid en leveranciers van Covid-19-vaccins. Het primaire besluit van 10 augustus 2022, dat de verzoeken behandelde, werd door verweerder genomen met toepassing van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift tegen dit primaire besluit. De rechtbank constateert dat verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank behandelt ook het beroep tegen het bestreden besluit, waarbij eiser stelt dat hij niet alle documenten heeft ontvangen die hij had aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom er verschillen zijn tussen de verstrekte inventarislijsten en de openbaarmaking van documenten. Eiser heeft geen gronden meer aangevoerd tegen de weigering van bepaalde documenten, waardoor deze niet langer in geschil zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Eiser krijgt wel het door hem betaalde griffierecht terugbetaald.