ECLI:NL:RBDHA:2024:3407
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke bescherming en ordemaatregel in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming eindigt na 4 maart 2024. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen kan behouden tijdens de behandeling van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft vastgesteld dat het beëindigen van de tijdelijke bescherming verzoeker zou uitsluiten van de rechten die aan deze status zijn verbonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vereiste onverwijlde spoed aanwezig is, omdat het beroep niet kan worden afgedaan voordat de tijdelijke beschermingsstatus van verzoeker eindigt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.