ECLI:NL:RBDHA:2024:3392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
Awb 23/12605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen

Op 7 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en drie verzoekers die een verblijfsvergunning hadden aangevraagd. De aanvragen waren op 29 september 2023 afgewezen, waarna de verzoekers bezwaar hadden gemaakt en de voorzieningenrechter verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, met toestemming van beide partijen.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verzoekers vroegen om de rechtsgevolgen van het primaire besluit op te schorten, zodat zij de beslissing op hun bezwaar in Nederland konden afwachten. De verweerder, de Staatssecretaris, heeft in een brief van 20 februari 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het niet uitzetten van de verzoekers.

Aangezien beide partijen het erover eens waren dat de verzoekers niet uit Nederland mochten worden gezet totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen, heeft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat de uitzetting van de verzoekers wordt verboden totdat de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de verweerder het door de verzoekers betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 875,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12605

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1],
[verzoeker 2] , [verzoeker 3] ,verzoekers
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] en [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. W. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: H.Q. van der Zaan).

Procesverloop

In het besluit van 29 september 2023 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris de aanvragen van verzoekers voor een verblijfsvergunning (voor ieder van hen) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ afgewezen.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekers vragen de rechtsgevolgen van het primaire besluit op te schorten, zolang nog niet op het bezwaar is beslist. Zij willen de beslissing op het bezwaar in Nederland afwachten.
3. Verweerder heeft in een brief van 20 februari 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekers totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
4. Nu partijen het erover eens zijn dat van uitzetting van verzoekers behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting van verzoekers tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
5. Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6. Verweerder wordt ook veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, omdat het verzoek wordt toegewezen. De vergoeding hiervan wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert in dit geval 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Dit punt heeft een waarde van € 875,- met een wegingsfactor 1. Er wordt dus een bedrag van € 875,- toegekend.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schort de rechtsgevolgen van het besluit van 29 september 2023 op en verbiedt verweerder om verzoekers uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.