ECLI:NL:RBDHA:2024:339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.24232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Ivoriaanse sympathisant van de Front Populaire Ivoirien

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Ivoriaanse nationaliteit, heeft op 9 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 27 juli 2023 werd afgewezen. Eiser stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging, als sympathisant van de Front Populaire Ivoirien (FPI), is mishandeld tijdens demonstraties in Ivoorkust en dat hij hierdoor vrees heeft voor vervolging bij terugkeer.

De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat eiser wel degelijk een politieke overtuiging heeft, maar dat zijn verklaringen over de mishandeling en zijn betrokkenheid bij de FPI niet geloofwaardig zijn. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser wordt in het gelijk gesteld vanwege een motiveringsgebrek in de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24232

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
1.1.
Eiser heeft op 9 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2.
Bij besluit van 27 juli 2023 (bestreden besluit|) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft de Ivoriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1991. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is een sympathisant van de Front Populaire Ivoirien, kortweg FPI, van de voormalig president Gbagbo. Eiser stelt dat hij door vrienden politiek actief is geworden voor deze partij en in 2016 deelnam aan betogingen en demonstraties. Tijdens een van deze protesten is eiser zwaar mishandeld en heeft hij blijvende gehoorschade opgelopen. Dit was voor eiser de aanleiding Ivoorkust te ontvluchten.
2.1.
Verweerder heeft geprobeerd om eiser in het kader van de Dublinverordening over te dragen aan Frankrijk. Vanwege COVID-19 bleek dat het niet zou lukken om eiser tijdig over te dragen en heeft verweerder de aanvraag aan zich getrokken.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Sympathisant Gbagbo (FPI) en 3) Mishandeling tijdens politieke campagne voor Gbagbo (FPI). Het eerste element is geloofwaardig geacht en het tweede en derde element zijn niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder is eiser geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en loopt hij ook geen risico op ernstige schade bij terugkeer naar Ivoorkust.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat niet in geschil is dat hij deelnam aan demonstraties in Ivoorkust. Dat geeft aan dat hij wel degelijk een politieke overtuiging heeft. Eiser wijst daarbij ook op het arrest E en S tegen Nederland van 21 september 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (de rechtbank begrijpt dat eiser bedoelt het arrest S en A tegen Nederland eveneens van 21 september 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof). [1] Volgens eiser legt verweerder het begrip politieke overtuiging te beperkt uit. Verder stelt eiser dat zijn verklaringen over de mishandeling ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht en moeten worden bezien in het licht van de situatie in het land van herkomst. Verweerder heeft daar te weinig rekening mee hebben gehouden. Eiser verwijst daarbij naar het arrest X tegen Ierland van 29 juni 2023. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Niet in geschil is dat eiser in Ivoorkust heeft deelgenomen aan demonstraties en dat daaruit een politieke overtuiging volgt. Wel is in geschil of die deelname aan demonstraties los kan worden gezien van de gestelde sympathie voor Gbabo. Volgens verweerder kan deelname aan die demonstratie wel los worden gezien van sympathie van Gbabo, omdat eiser in zijn nader gehoor heeft verklaard dat de demonstraties waren gericht tegen het beleid van de regering en daarom geen blijk gaven van sympathie voor de FPI of voor voormalig president Gbagbo. [3] De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Uit het nader gehoor blijkt namelijk eveneens dat de FPI die demonstraties organiseerde en dat eiser via de FPI betrokken raakte bij de demonstraties. In zoverre is het beroep gegrond en zal het besluit worden vernietigd. De rechtbank ziet echter in het navolgende aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten.
4.2.
De rechtbank volgt verweerder in zijn ter zitting subsidiaire ingenomen standpunt dat eiser, ondanks zijn sympathie voor de FPI, geen gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt gelet op de beperkte sterkte van eisers politieke overtuiging en de activiteiten die eiser heeft verricht. Verweerder heeft daartoe op goede gronden overwogen dat de verklaringen van eiser over wat er tijdens de bijeenkomsten gebeurde, de standpunten van de FPI en waarom eiser zich aangetrokken zou voelen tot de FPI vaag zijn. Als eiser bijvoorbeeld wordt gevraagd waar de FPI voor staat, zegt hij dat de partij zou zorgen voor een goede baan en veel leuke dingen, zoals het bouwen van huizen. [4] Eiser geeft ook zelf aan waarom dat hij niet goed kan toelichten waarom hij sympathisant van de FPI is. Verder was eiser minder dan een jaar politiek actief gelet op zijn verklaring dat hij in 2015 nog apolitiek was. [5] Voorts is niet gebleken dat eiser binnen de FPI een functie vervulde. Bovendien heeft eiser verklaard bij terugkeer in Ivoorkust geen politieke activiteiten meer te ontplooien zich te willen richten op zijn werk als kleermaker. [6]
4.3.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat verweerder op goede gronden de mishandeling tijdens politieke campagne voor Gbagbo ongeloofwaardig heeft mogen achten. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer de gehoorschade is ontstaan. Zo heeft hij in het nader gehoor verklaard dat zijn gehoorschade het gevolg is van een mishandeling tijdens een demonstratie in 2016, [7] maar bij de KNO-arts heeft eiser verklaard dat zijn klachten 10 jaar geleden zijn ontstaan. Dat is een verschil van vijf jaar. Daarnaast heeft eiser enerzijds verklaard dat hij een week na de mishandeling in 2016 Ivoorkust heeft verlaten [8] , terwijl hij in zijn Dublingehoor heeft verklaard dat hij in november 2017 Ivoorkust heeft verlaten. [9] Verweerder heeft daarom de mishandeling ongeloofwaardig mogen achten en niet hoeven betrekken bij de zwaarwegendheidsbeoordeling.
5. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder de situatie in het land van herkomst kenbaar heeft meegenomen bij de beoordeling door te verwijzen naar het landenbeleid van verweerder. Daaruit volgt niet dat mensen die aan een demonstratie hebben deelgenomen tot een risicogroep behoren. Ook overigens is niet gebleken, noch door eiser aannemelijk gemaakt dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Ivoorkust. Bovendien heeft eiser in beroep niet geconcretiseerd waarom de situatie in Ivoorkust maakt dat de gestelde mishandeling geloofwaardig moet worden geacht. Het lag op de weg van eiser om dit uit te leggen.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiser geen vluchteling is en niet een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Ivoorkust.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond vanwege het in rechtsoverweging 4.1. geconstateerde motiveringsgebrek (artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht). Het besluit zal worden vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van 21 september 2023, zaak C-151/22, ECLI:EU:C:2023:688.
2.Arrest van 29 juni 2023, zaak C-756/21.
3.Nader gehoor, bladzijde 19.
4.Nader gehoor, bladzijde 16.
5.Nader gehoor, bladzijde 15.
6.Nader gehoor, bladzijde 15.
7.Nader gehoor, bladzijden 11 en 19.
8.Nader gehoor, bladzijde 15.
9.Dublin aanmeldgehoor, bladzijde 5.