In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Ivoriaanse nationaliteit, heeft op 9 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 27 juli 2023 werd afgewezen. Eiser stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging, als sympathisant van de Front Populaire Ivoirien (FPI), is mishandeld tijdens demonstraties in Ivoorkust en dat hij hierdoor vrees heeft voor vervolging bij terugkeer.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat eiser wel degelijk een politieke overtuiging heeft, maar dat zijn verklaringen over de mishandeling en zijn betrokkenheid bij de FPI niet geloofwaardig zijn. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser wordt in het gelijk gesteld vanwege een motiveringsgebrek in de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-.