ECLI:NL:RBDHA:2024:3388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23/8112 (beroep) en AWB 23/3684 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van EU-recht inzake verblijfsrecht en afhankelijkheidsrelaties

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag tot toetsing aan het EU-recht. Eiseres had op 30 maart 2023 een aanvraag ingediend voor rechtmatig verblijf op grond van het EU-recht, met het argument dat zij een duurzame en exclusieve relatie had met haar referent, en dat er een afhankelijkheidsverhouding bestond met haar stiefzoon. De rechtbank behandelt het beroep en de voorlopige voorziening in een enkelvoudige kamer op 9 februari 2024. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiseres is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met de referent, noch van een afhankelijkheidsrelatie met haar stiefzoon. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, en dat er geen uitzonderlijke situatie is die een verblijfsrecht op grond van artikel 20 of 21 van het VWEU rechtvaardigt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8112 (beroep) en AWB 23/3684 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 9 februari 2024 in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres tot toetsing aan het EU-recht.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de heer [naam 1] (gestelde partner van eiseres en tevens referent), gemachtigde van eiseres, de heer J. Ankomah (tolk) en gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1997 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiseres heeft op 30 maart 2023 een aanvraag ingediend tot toetsing van rechtmatig verblijf op grond van het EU-recht voor verblijf bij referent en [naam 2] (stiefzoon).
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent. Tevens is niet aangetoond dat referent op enig moment gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer door zich samen met eiseres in een ander EU-land te vestigen. Eiseres kan dan ook geen beroep doen op artikel 21 van het VWEU [1] . In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld eiseres ook geen beroep kan doen op artikel 20 van het VWEU nu ook hiervoor een duurzame en exclusieve relatie vereist is. Evenmin is gebleken van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar gestelde stiefzoon. Subsidiair stelt verweerder dat sprake is van rechtsmisbruik door fraude.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder had de aanvraag naast artikel 21 van het VWEU ook aan artikel 20 van het VWEU moeten toetsen, omdat er een afhankelijkheidsverhouding bestaat tussen eiseres en haar stiefzoon. Eiseres heeft nooit de kans gehad zich in te schrijven in het BRP [2] en hierdoor kan zij de afhankelijkheidsverhouding tussen haar en haar stiefzoon niet aannemelijk maken. Voorts is voor een geslaagd beroep op artikel 20 of 21 van het VWEU niet nodig dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Tot slot heeft eiseres gebruik gemaakt van haar recht een aanvraag in te dienen, waardoor er geen sprake is van rechtsmisbruik door fraude.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Verblijf op grond van artikel 21 van het VWEU
5. Samen met verweerder en anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat voor een geslaagd beroep op artikel 21 van het VWEU sprake moet zijn van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Anders dan eiseres stelt, volgt uit het arrest. O. e.a. tegen Finland van het EHRM [3] niet dat een duurzame en exclusieve relatie niet vereist is voor aanspraak op artikel 21 van het VWEU. [4] Van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent is niet gebleken. Weliswaar heeft eiseres een relatieverklaring overlegd, maar dit is onvoldoende om een duurzame en exclusieve relatie aannemelijk te maken. Ook heeft referent niet aangetoond op enig moment gebruik te hebben gemaakt van het recht op vrij verkeer door zich samen met eiseres in een andere lidstaat van de Europese Unie te vestigen. Nu ook dit een vereiste is voor een geslaagd beroep op artikel 21 van het VWEU slaagt deze beroepsgrond niet.
Verblijf op grond van artikel 20 van het VWEU
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres eveneens geen aanspraak kan maken op verblijf op grond van artikel 20 van het VWEU.
Verhouding eiseres en referent
6.1.
In jurisprudentie van het EHRM is bepaald dat in een situatie waarin tussen twee volwassenen familieleden een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat tussen deze een verblijfsrecht op grond van artikel 20 van het VWEU doet ontstaan slechts in uitzonderlijke gevallen voorstelbaar is. Dit is het geval indien de betrokkene op geen enkele wijze kan worden gescheiden van het familielid van wie hij afhankelijk is. [5] Voor zover eiseres artikel 20 van het VWEU heeft ingeroepen in de verhouding tussen haar en referent, overweegt de rechtbank dat, zoals reeds in rechtsoverweging 5 is overwogen, er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent, zodat niet gebleken is van een uitzonderlijke situatie zoals gesteld in het arrest K.A. van het EHRM.
Verhouding eiseres en stiefzoon
6.2.
Voor zover eiseres artikel 20 van het VWEU heeft ingeroepen in de verhouding tussen haar en haar gestelde stiefzoon, overweegt de rechtbank dat niet is gebleken van een tussen hen zodanige afhankelijkheidsverhouding waaruit volgt dat de stiefzoon zou worden gedwongen het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan eiseres geen verblijfsrecht wordt toegekend. De ongedateerde foto van eiseres en haar gestelde stiefzoon en een brief van de stiefzoon waarin hij vertelt dat eiseres op zaterdag helpt met zijn voetbalwedstrijden en dat hij niet zonder haar hulp kan is hiertoe onvoldoende. Voor zover eiseres stelt dat zij door het niet kunnen inschrijven in de BRP - hetgeen overigens niet is onderbouwd - niet heeft kunnen aantonen dat sprake is van dusdanige afhankelijkheidsrelatie volgt de rechtbank niet. Eiseres miskent daarmee immers dat er nog vele andere mogelijkheden zijn om een dergelijke relatie aan te tonen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen behoeft het subsidiaire standpunt van verweerder dat sprake zou zijn van rechtsmisbruik door fraude geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [6]
10. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2.Basisregistratie Personen.
3.Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Uitspraak van het EHRM van 6 december 2012 (O. e.a. t. Finland), ECLI:EU:C:2012:776.
5.Uitspraak van het EHRM van 8 april 2018 (K.A. e.a. t. België), ECLI:EU:C:2018:308.
6.Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.