ECLI:NL:RBDHA:2024:3387
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar en verzoek om proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoekster, die zich beklaagde over het feit dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op haar bezwaar. Op 13 februari 2024 heeft verweerder het bezwaar alsnog gegrond verklaard, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Tevens heeft verzoekster verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door haar bezwaar gegrond te verklaren. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.