ECLI:NL:RBDHA:2024:338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.14371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van asielvergunning en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar asielvergunning voor onbepaalde tijd. Eiseres, van Iraakse nationaliteit, heeft in het verleden in Nederland gewoond, maar is in 2009 teruggekeerd naar Irak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 25 augustus 2016 de asielvergunning van eiseres ingetrokken, omdat zij haar hoofdverblijf buiten Nederland had gevestigd. Eiseres heeft pas op 12 mei 2023 beroep ingesteld, nadat zij op de hoogte was geraakt van de intrekking van haar vergunning. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 december 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren via een digitale verbinding.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het besluit op juiste wijze heeft bekendgemaakt door het naar het laatst bekende adres van eiseres te sturen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om haar nieuwe adres door te geven aan de autoriteiten. De rechtbank acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, ondanks de omstandigheden waaronder eiseres in Irak heeft geleefd. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het beleid voor achtergelaten vrouwen niet aan de orde kan komen, omdat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14371

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van de asielvergunning voor onbepaalde tijd van eiseres.
1.1.
Op 14 juni 2016 heeft verweerder een voornemen tot intrekking aangetekend verstuurd naar het adres van eiseres. Deze brief is ‘geweigerd’ retour gekomen.
1.2.
Bij besluit van 25 augustus 2016 heeft verweerder de asielvergunning van eiseres ingetrokken en aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Het besluit is aangetekend verstuurd en ‘niet afgehaald’ retour gekomen.
1.3.
Eiseres heeft op 12 mei 2023 beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via een digitale verbinding), de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1991. Zij heeft van 1998 tot februari 2009 in Nederland gewoond met haar ouders, broer en zus op grond van een verblijfsvergunning asiel. In 2009 is het gezin teruggegaan naar Irak. De vader van eiseres heeft tegen zijn gezin verteld dat zij op vakantie zouden gaan, maar eenmaal in Irak aangekomen vertelde hij dat ze in Irak zouden blijven wonen. [1] Daar heeft hij eiseres laten trouwen. De man van eiseres is op 5 februari 2023 overleden aan een hartstilstand. Daardoor heeft zij nu niemand meer in Irak die haar en haar drie kinderen kan helpen. Haar ouders, broer en zus zijn sinds 2017 weer terug in Nederland.
2.1.
Bij besluit van 25 augustus 2016 heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres haar hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. Eiseres is namelijk per 16 maart 2009 uit de Basisregistratie personen (BRP) geschreven en vanaf 5 september 2014 staat zij ingeschreven in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI).
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres voert aan dat zij het besluit nooit heeft ontvangen. Toen zij op 1 mei 2023 bekend werd met het besluit heeft zij binnen twee weken beroep ingesteld. Verder voert eiseres aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zij doet een beroep op het beleid achtergelaten vrouwen. Eiseres is uitgehuwelijkt en pas na het overlijden van haar man op 5 februari 2023 voelde zij zich vrij om actie te ondernemen. Verder is eiseres het enige kind van het gezin van haar ouders dat nog in Irak verblijft. Haar familie is in Nederland.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het besluit op juiste wijze bekend heeft gemaakt door het besluit naar het laatst bekende adres van eiseres te sturen. Het is aan eiseres om bij een verhuizing het nieuwe adres aan verweerder door te geven. [2] Voorts acht de rechtbank de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar. De rechtbank acht het weliswaar voorstelbaar dat eiseres haar nieuwe adres niet onmiddellijk doorgaf vanwege de omstandigheden van het vertrek naar Irak. Dat neemt echter niet weg dat van eiseres verwacht mocht worden dat zij dit op enig moment wel zou doen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij vanaf haar verblijf in Irak in 2009 tot aan de indiening van het voorliggende beroepschrift redelijkerwijs niet in staat was om de Nederlandse autoriteiten in te lichten over haar nieuwe verblijf. Verder is ter zitting gebleken dat eiseres in het begin van haar verblijf in Irak via de telefoon van een vriendin verbinding kon maken met het internet. Niet valt in te zien waarom eiseres geen contact had kunnen maken met verweerder. Daarnaast staat vast dat zij op enig moment weer contact heeft gekregen met familieleden in Nederland. Haar familieleden hadden het gewijzigde adres ook door kunnen geven.
4.1.
Omdat het beroep na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend en de rechtbank deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar acht, is het beroep niet-ontvankelijk. Ten aanzien van het beroep op het beleid achtergelaten vrouwen overweegt de rechtbank dat dit niet aan de orde kan komen nu het beroep niet-ontvankelijk is en dus niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Het beleid achtergelaten vrouwen kan eventueel wel aan de orde komen in een nieuwe asielprocedure.
Conclusie
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verklaring vader, 5 juni 2023.
2.Artikel 4.37 Vreemdelingenbesluit 2000.