ECLI:NL:RBDHA:2024:338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van asielvergunning en niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar asielvergunning voor onbepaalde tijd. Eiseres, van Iraakse nationaliteit, heeft in het verleden in Nederland gewoond, maar is in 2009 teruggekeerd naar Irak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 25 augustus 2016 de asielvergunning van eiseres ingetrokken, omdat zij haar hoofdverblijf buiten Nederland had gevestigd. Eiseres heeft pas op 12 mei 2023 beroep ingesteld, nadat zij op de hoogte was geraakt van de intrekking van haar vergunning. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 december 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren via een digitale verbinding.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het besluit op juiste wijze heeft bekendgemaakt door het naar het laatst bekende adres van eiseres te sturen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om haar nieuwe adres door te geven aan de autoriteiten. De rechtbank acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, ondanks de omstandigheden waaronder eiseres in Irak heeft geleefd. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het beleid voor achtergelaten vrouwen niet aan de orde kan komen, omdat het beroep niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.