In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren op 21 november 1998 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 2 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt dat hij homoseksueel is en daardoor gevaar loopt bij terugkeer naar Marokko. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de staatssecretaris de geclaimde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig achtte. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 8 februari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot zijn geaardheid is gekomen en heeft summier en vaag verklaard over zijn relatie met een Spaanse man en de lhbti-gemeenschap in Nederland en Marokko. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. Eiser heeft ook een verklaring ingediend na de termijn voor het indienen van zienswijzen, maar de rechtbank oordeelt dat dit zorgvuldigheidsgebrek niet tot benadeling van eiser heeft geleid.
Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.