ECLI:NL:RBDHA:2024:3377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1616 en NL24.1617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Tunesische vrouw met vrees voor vervolging door ex-partner

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Tunesische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft haar aanvraag op 7 september 2023 ingediend, maar deze werd op 10 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Tijdens de zitting op 8 februari 2024 zijn eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig.

Eiseres stelt dat zij vreest voor mishandeling en zelfs moord door haar ex-partner in Tunesië. Ondanks haar verklaringen over de mishandelingen en bedreigingen, oordeelt de rechtbank dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in haar specifieke geval niet kan rekenen op bescherming van de Tunesische autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat zij niet heeft aangetoond dat de autoriteiten haar geen bescherming kunnen bieden.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd is. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1616 en NL24.1617
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Eiseres heeft haar aanvraag op 7 september 2023 ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 januari 2024 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op
8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, K. Farabi als tolk en de gemachtigde van verweerder (digitaal).

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994 en de Tunesische nationaliteit te hebben. Zij heeft een asielaanvraag ingediend omdat zij vreest dat ze in Tunesië zal worden mishandeld of zelfs zal worden vermoord door haar ex-partner. Eiseres heeft verklaard dat zij jarenlang is mishandeld door haar ex-partner. Op een bepaald moment is hij ook begonnen eiseres met de dood te bedreigen. Zelfs na de scheiding zou eiseres zijn mishandeld en bedreigd door haar ex-man. Zo heeft hij eiseres vlak voor haar vertrek met een steen in het gezicht geslagen, aldus eiseres. Tot slot heeft eiseres aangegeven dat zij inmiddels (traditioneel) is getrouwd met een Sudanese man. Haar huidige echtgenoot doorloopt in Nederland ook de asielprocedure, maar hij heeft nog geen beslissing op zijn aanvraag ontvangen.
2.1.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder vindt het geloofwaardig dat eiseres door haar ex-partner is mishandeld en bedreigd, maar verweerder volgt niet dat eiseres een gegronde vrees voor vervolging heeft of dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Tunesië geldt als een veilig land van herkomst en eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat daar in haar individuele geval niet van kan worden uitgegaan. Ook heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om bij eventuele problemen met haar ex-man de bescherming van de Tunesische autoriteiten in te roepen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat verweerder niet of onjuist heeft beoordeeld of het vermoeden van eiseres over het gevaar dat zij bij terugkeer loopt aannemelijk is. Mede gelet op het feit dat zij in het verleden door de bedreigingen en mishandelingen is blootgesteld aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] , moet worden aangenomen dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Ten onrechte stelt verweerder dat Tunesië in het geval van eiseres als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Dit volgt alleen al uit het feit dat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres zich voor haar problemen kan wenden tot de Tunesische autoriteiten. Haar aanvraag mag dan ook niet als kennelijk ongegrond worden afgewezen. Eiseres verwijst verder naar meerdere bronnen [3] waaruit blijkt dat de Tunesische autoriteiten haar geen bescherming zullen bieden. Er is weliswaar wetgeving om vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld te beschermen, maar uit de bronnen blijkt dat deze wetgeving niet wordt gehandhaafd. De autoriteiten kunnen en willen eiseres dus niet beschermen. Verder wijst eiseres er nog op dat haar huidige echtgenoot ook in de asielprocedure zit. Ten onrechte heeft verweerder beide aanvragen niet tegelijk beoordeeld. Dat is in strijd met de Kwalificatierichtlijn [4] . Bovendien is het in strijd met artikel 8 van het EVRM om eiseres verblijf te ontzeggen terwijl haar echtgenoot hier wel mag verblijven. Een inwilliging van de aanvraag van haar echtgenoot is verder ook van belang voor haar aanspraken op een reguliere vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat de asielaanvraag van eiseres is afgewezen, omdat Tunesië als een veilig land van herkomst is aangewezen en omdat eiseres volgens verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat in haar geval niet van dat uitgangspunt kan worden uitgegaan.
4.1.
Eiseres heeft niet bestreden dat Tunesië in het algemeen aangewezen kan worden als een veilig land van herkomst en zij heeft ook niet aangevoerd dat zij onder de uitzonderingscategorieën [5] valt. Dit betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben.
4.2.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië in haar specifieke geval niet veilig is. De rechtbank overweegt dat de bewijslast hiervoor bij eiseres ligt. Omdat het rechtsvermoeden bestaat dat eiseres uit een veilig land van herkomst afkomstig is, geldt er een hoge drempel om aannemelijk te maken dat Tunesië in haar specifieke geval niet veilig is [6] . Dit neemt niet weg dat de verweerder alles wat eiseres aanvoert over haar specifieke individuele omstandigheden zal moeten onderzoeken en zal moeten motiveren of dit er al dan niet toe leidt dat Tunesië voor eiseres niet veilig is [7] .
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de aangevoerde omstandigheden van eiseres niet leiden tot de conclusie dat Tunesië voor haar geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft namelijk voldoende uitgelegd dat eiseres zich bij eventuele problemen met haar ex-man tot de Tunesische autoriteiten kan wenden voor bescherming. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Tunesische autoriteiten haar geen bescherming zullen bieden. Zoals verweerder voorop heeft gesteld, is er in Tunesië wetgeving die geweld tegen vrouwen strafbaar stelt. Eiseres heeft weliswaar naar bronnen verwezen waaruit blijkt dat de wetgeving in de praktijk niet altijd toereikend is, maar dat is onvoldoende om te oordelen dat het bij voorbaat zinloos is voor eiseres om zich tot de Tunesische autoriteiten te wenden. Niet is gebleken dat het voor eiseres niet mogelijk of zinloos is om bescherming in te roepen. Eiseres heeft zelf verklaard dat zij bij de politie is geweest om aangifte te doen, maar dat zij niet terug is gegaan om navraag te doen over de stand van zaken van de aangifte. Verweerder heeft verder van belang mogen vinden dat het eiseres is gelukt om van haar ex-man te scheiden.
4.4.
Onder verwijzing naar 4.3. is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen. Het betoog van eiseres dat haar vermoeden over wat haar bij terugkeer te wachten staat niet of onvoldoende is beoordeeld, maakt het voorgaande niet anders, nu zij bij problemen hoe dan ook de bescherming van de Tunesische autoriteiten kan inroepen. Ook kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar betoog dat Tunesië alleen al niet veilig is voor haar omdat verweerder erkent dat zich mogelijk problemen zullen voordoen en dat zij daartegen bescherming bij de Tunesische autoriteiten kan vragen. Dat zich volgens verweerder mogelijk problemen kunnen voordoen bij terugkeer, betekent niet dat verweerder dus aanneemt dat eiseres in Tunesië een artikel 3 EVRM risico loopt, zoals zij zelf lijkt te impliceren. Tot slot kan het enkele feit dat vrouwen in hun geheel kunnen worden geacht te behoren tot “een bepaalde sociale groep”, zoals recentelijk geoordeeld door het Hof van Justitie [8] , ook niet tot een ander oordeel leiden op dit punt. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat
naargelang van de omstandigheden in het land van herkomst, zowel vrouwen uit dat land in hun geheel als meer beperkte groepen van vrouwen die een bijkomende gemeenschappelijke eigenschap delen, kunnen worden geacht te behoren tot „een bepaalde sociale groep”, wat een „grond van vervolging” kan vormen die tot verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden. [9] Zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder in dit geval de omstandigheden in het land van herkomst veilig kunnen achten en zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres zich bij eventuele problemen met haar ex-man tot de Tunesische autoriteiten kan wenden voor bescherming.
4.5.
De rechtbank overweegt verder dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat verweerder de aanvraag van eiseres afwijst en haar een terugkeerbesluit oplegt, zonder dat tegelijkertijd is beslist op de aanvraag van haar gestelde echtgenoot. Eiseres kan zich niet beroepen op de zorgplicht om het gezin in stand te houden, zoals neergelegd in artikel 23 van de Kwalificatierichtlijn. Uit artikel 2, aanhef en onder j, van de Kwalificatierichtlijn volgt namelijk dat onder het begrip “gezinsleden” alleen leden van het gezin vallen die in dezelfde lidstaat aanwezig zijn als de persoon aan wie de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus
is verleend [10] . Niet in geschil is dat aan de gestelde echtgenoot van eiseres geen vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus is verleend.
Verder overweegt de rechtbank dat artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn [11] niet zo ver strekt dat op de aanvraag van eiseres niet beslist mocht worden terwijl er op de aanvraag van haar gestelde echtgenoot nog niet is beslist. Zoals verweerder verder tijdens de zitting heeft aangegeven, wordt met het terugkeerbesluit alleen vastgesteld dat op eiseres een vertrekplicht rust. Een geplande en gedwongen uitzetting is op dit moment niet aan de orde, waardoor van een scheiding tussen eiseres en haar gestelde echtgenoot geen sprake is. Daarbij komt dat verweerder tijdens de zitting heeft aangegeven dat als aan de gestelde echtgenoot van eiseres een asielvergunning zou worden verleend, zij kan verzoeken om het opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod op te heffen. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een situatie waarbij verweerder misbruik maakt van zijn bevoegdheid om te beslissen op de aanvraag van eiseres.
Voor zover eiseres betoogt dat het terugkeerbesluit, het inreisverbod en het niet verlenen van een reguliere verblijfsvergunning in strijd zijn met artikel 8 van het EVRM, volgt de rechtbank haar daarin niet. Zoals verweerder tijdens de zitting heeft uitgelegd, heeft de gestelde echtgenoot van eiseres nu alleen tijdelijk en procedureel verblijfsrecht door zijn lopende asielaanvraag [12] . Dit biedt geen rechtsgrond voor een afgeleid verblijfsrecht voor eiseres. Nu er op dit moment verder geen uitzettingshandelingen worden verricht, is geen sprake van een situatie waarbij eiseres van haar gestelde echtgenoot gescheiden wordt.

Conclusie en gevolgen

5.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Annual report on human rights van het US Department of State (20 maart 2023), Annual report on political rights and civil liberties van Freedom House (2022), The State of the World’s Human Rights, Tunisia 2022 van Amnesty International en World Report 2024, Tunisia van Human Rights Watch (11 januari 2024).
4.Artikel 2, aanhef en onder j, in samenhang bezien met artikel 23 van de Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95).
5.LHBTI; personen die een S17-maatregel opgelegd hebben gekregen; journalisten, activisten en politiek opponenten die kritiek uitten op de president en/of regering; personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474.
7.Gelet op de artikelen 3:2 en 4:6 van de Awb (Algemene wet bestuursrecht).
8.Het arrest WS van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 januari 2024, C-621/21, ECLI:EU:C:2024:47.
9.Cursivering door de rechtbank.
10.Cursivering door de rechtbank.
11.Richtlijn 2008/115.
12.Artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).