ECLI:NL:RBDHA:2024:3366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/09/661539 / KG ZA 24-124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding over toezichtsrapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een internist

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Den Haag, heeft een internist een kort geding aangespannen tegen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De internist, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Zwartjens, vordert dat IGJ vier toezichtsrapporten intrekt en dat IGJ geen beroep meer doet op deze rapporten. De internist stelt dat de rapporten onrechtmatig zijn opgesteld en dat er geen wettelijke grondslag voor bestaat. De IGJ, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. de Groot, heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024 is gebleken dat beide partijen onvoldoende inzicht hebben verschaft in de totstandkoming van de vier toezichtsrapporten. De voorzieningenrechter, mr. T.F. Hesselink, heeft daarom partijen opgedragen om nadere informatie te verschaffen over de meldingen die aan de rapporten ten grondslag liggen. Partijen zijn verzocht om uiterlijk op 25 maart 2024 een compleet chronologisch overzicht van de meldingen en alle relevante stukken in te dienen.

De voorzieningenrechter heeft de mondelinge behandeling uitgesteld en verzocht om verhinderdata voor een nieuwe zitting in de periode van 2 tot en met 10 april 2024. De beslissing over de vorderingen van de internist is aangehouden, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk hun standpunten verder toe te lichten. Dit tussenvonnis is uitgesproken op 14 maart 2024.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/661539 / KG ZA 24-124
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. D. Zwartjens te Leiden,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. I. de Groot te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de internist’ en ‘IGJ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 februari 2024, met producties;
- de door IGJ overgelegde conclusie van antwoord, met producties;
- de op 7 maart 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd, met dien verstande dat de overgelegde pleitnotities van de zijde van de internist een opsomming van aandachtspunten betreffen.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op 28 maart 2024 of zoveel eerder als mogelijk.

2.De feiten

2.1.
De internist was werkzaam bij een ziekenhuis. Naar aanleiding van meldingen heeft IGJ onderzoek verricht naar het handelen van de internist. IGJ heeft vervolgens vier toezichtsrapporten uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
De internist vordert – zakelijk weergegeven – , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, IGJ te gebieden:
vier toezichtsrapporten in te trekken, te gebieden dat IGJ daarop nooit meer een beroep doet en IGJ de instructie op te leggen deze instructie op te leggen aan de partijen, waaraan zij de toezichtsrapporten al heeft toegezonden;
IGJ te gebieden om de aantekening in het register als bedoeld in artikel 8.28 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz juncto artikel 25 van de Wkkgz door te halen,
een en ander met veroordeling van IGJ in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de internist – samengevat – het volgende aan. IGJ heeft de vier toezichtsrapporten geproduceerd zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat en handelt daarmee onrechtmatig jegens de internist. De wijze waarop IGJ het onderzoek heeft verricht en de inhoud van de rapporten zijn eveneens onrechtmatig jegens de internist. Door vier toezichtsrapporten te produceren waaraan ernstige bezwaren kleven, handelt IGJ eveneens onrechtmatig jegens de internist. Hij heeft er daarom recht op en belang bij dat de IGJ wordt geboden de vier toezichtsrapporten in te trekken en daarop geen beroep te doen en dit ook op te leggen aan de partijen aan wie IGJ de rapporten al heeft verstrekt. Op grond van de vier gebrekkige toezichtsrapporten kan niet worden gekomen tot aantekening in het register als bedoeld in artikel 25 Wkkgz en artikel 8.28 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz. Het maken van deze aantekening is onrechtmatig jegens de internist en moet daarom worden verwijderd.
3.3.
IGJ heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Deze procedure gaat, voor zover thans van belang, over vier toezichtsrapporten van IGJ naar aanleiding van meldingen over handelen van de internist. Partijen hebben in de dagvaarding en in de conclusie van antwoord stellingen ingenomen en ook ter zitting hun visie naar voren gebracht. Daarbij is door beide partijen onvoldoende inzicht verschaft in wat er, volgens hen, aan de totstandkoming van de vier
onderscheidendefinitieve toezichtsrapporten is voorafgegaan.
De voorzieningenrechter acht zich daardoor nog onvoldoende voorgelicht en acht een nadere toelichting noodzakelijk. Partijen wordt daarom verzocht, voor zover zij over de informatie beschikken, om uiterlijk op 25 maart 2024, over te leggen:
PER toezichtsrapport, dus separaat ten aanzien van 1) de drie co-assistenten, 2) de AIOS, 3) patiënte 1 én 4) patiënte 2:
een compleet chronologisch overzicht van de op het desbetreffende kwestie betrekking hebbende melding(en) (in elk geval: wie heeft gemeld, over welke kwestie, hoe heeft IGJ de melding geoormerkt) en voorts alle tussen partijen gevoerde gesprekken en gewisselde stukken die betrekking hebben op het onderzoek in het specifieke dossier, met een beknopte vermelding van de inhoud ervan, een en ander voor zoveel mogelijk onder overlegging van die stukken;
een compleet overzicht van de bronnen waarop IGJ zich in het desbetreffende rapport baseert, zoveel mogelijk onder overlegging van die bronnen (zoals bijvoorbeeld gespreksverslagen, externe rapporten).
Gelet op het verschil van inzicht tussen partijen over de vraag over welke meldingen het gesprek op 30 juni 2022 is gevoerd, wordt partijen ook verzocht over te leggen:
de schriftelijke verklaringen die de (advocaat van de) internist, naar aanleiding van het gesprek op 30 juni 2022, aan IGJ heeft gestuurd.
4.2.
Partijen worden uitdrukkelijk
nietin de gelegenheid gesteld zich verder schriftelijk uit te laten over het geschil. Nadere schriftelijke toelichtingen op standpunten worden dus niet in behandeling genomen. Naast de onder 3.1. genoemde stukken mag uitsluitend nieuwe informatie over de afhandeling van de klachtprocedure, die immers een grote overlap met deze procedure kent, worden ingediend.
4.3.
De mondelinge behandeling van de zaak zal op zo kort mogelijke termijn worden voortgezet. Partijen wordt verzocht om uiterlijk op 15 maart 2024 hun verhinderdata op te geven voor de periode 2 tot en met 10 april 2024, waarna een nieuwe zitting zal worden gepland. Daarbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat er in elk geval vóór de vast te stellen datum van de voortgezette behandeling van dit kort geding geen zitting van de tuchtrechter zal plaatsvinden over door IGJ op basis van de vier toezichtsrapporten ingediende/in te dienen tuchtklachten.
4.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gelast partijen uiterlijk op 25 maart 2024 de onder r.o. 4.1. genoemde stukken in het geding te brengen;
5.2.
verzoekt partijen uiterlijk op 15 maart 2024 hun verhinderdata op te geven voor de voortgezette behandeling van deze procedure over de periode
2 tot en met 10 april 2024;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.