In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 maart 2024, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse asielzoeker, behandeld. Eiser heeft op 4 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 maart 2023 is afgewezen. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en afvalligheid van de islam risico loopt op vervolging in Algerije.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en afwending van de islam van eiser geloofwaardig acht, maar de online politieke activiteiten en het lidmaatschap van een politieke beweging in Algerije niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk lid is geweest van een politieke beweging en zijn verklaringen over zijn politieke activiteiten zijn onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen vertalingen van documenten te eisen die door eiser zijn ingediend.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en de rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de relevante feiten en belangen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en de rol van de staatssecretaris in het proces van asielaanvragen.