ECLI:NL:RBDHA:2024:3363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
NL23.12015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse nationaliteit met betrekking tot politieke overtuiging en afvalligheid van de islam

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 maart 2024, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse asielzoeker, behandeld. Eiser heeft op 4 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 maart 2023 is afgewezen. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en afvalligheid van de islam risico loopt op vervolging in Algerije.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en afwending van de islam van eiser geloofwaardig acht, maar de online politieke activiteiten en het lidmaatschap van een politieke beweging in Algerije niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk lid is geweest van een politieke beweging en zijn verklaringen over zijn politieke activiteiten zijn onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen vertalingen van documenten te eisen die door eiser zijn ingediend.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en de rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de relevante feiten en belangen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en de rol van de staatssecretaris in het proces van asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12015

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het beroep van eiser gaat over de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 4 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 maart 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. In dat besluit weigert de staatssecretaris ook om eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het beroep richt zich niet tegen de weigering om eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 te verlenen.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is van november 2018 tot en met januari of februari 2019 online actief geweest voor de [naam beweging] in Algerije. Via zijn vader heeft hij een waarschuwing van de autoriteiten
ontvangen dat hij moest stoppen met zijn online activiteiten. Dat heeft hij gedaan. In maart of april 2019 is hij lid geworden van de partij van presidentskandidaat [naam 1] , van de [naam partij] . Een paar maanden daarna is [naam 1] opgepakt en is de partij ontbonden. Eiser is in 2014 natuurkunde gaan studeren, hij had daardoor steeds meer twijfels bij zijn religie en vanaf 2017 heeft hij afstand genomen van de islam. Hij praktiseerde niet meer, maar soms deed hij nog wel alsof hij een moslim was omdat hij in een gemeenschap leefde. Eiser heeft op 28 december 2019 het land verlaten. De directe aanleiding voor zijn vertrek was de aanstelling van president [naam 2] en de arrestaties die daarna zijn verricht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Afwending van de islam;
3. Online politieke activiteiten en lid van een politieke beweging in Algerije;
4. Problemen vanwege online activiteiten voor de [naam beweging] in Algerije.
5.1.
De staatssecretaris heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst en de afwending van de islam geloofwaardig geacht. Het derde en vierde element heeft de staatssecretaris niet geloofwaardig bevonden. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens de staatssecretaris niet zwaarwegend genoeg om eiser aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Algerije.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
6. Eiser voert aan dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid. De staatssecretaris heeft namelijk nagelaten om de door eiser bij de zienswijze overgelegde screenshots van zijn reacties op diverse social media berichten te laten vertalen of bij eiser om verduidelijking te vragen. Dit had de staatssecretaris ook in het kader van de samenwerkingsplicht moeten doen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de in de zienswijze overgelegde documenten niet te laten vertalen. Op grond van artikel 3:2 van de Awb is de staatssecretaris verplicht om bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren. Er bestaat echter geen rechtsregel die de staatssecretaris verplicht om alle documenten te laten vertalen die door een asielzoeker bij de zienswijze in de asielprocedure worden ingebracht. Er bestaat evenmin grond voor het oordeel dat de staatssecretaris de samenwerkingsplicht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn [1] heeft geschonden. De staatssecretaris heeft voldoende actief samengewerkt met eiser door hem in staat te stellen zijn asielmotieven in het nader gehoor naar voren te brengen, door een deugdelijk gemotiveerd voornemen uit te brengen en eiser een zienswijze uit te laten
brengen [2] . Het is aan eiser om hetgeen dat hij relevant acht voor zijn asielrelaas zelf naar voren te brengen en te onderbouwen met documenten [3] . De staatssecretaris wijst er niet ten onrechte op dat hij op voorhand niet kan inschatten welke documenten relevant zijn voor eisers asielrelaas en welke niet en dat het aan eiser is om daar duidelijkheid over te verschaffen. Het had dus op weg van eiser gelegen om de documenten te laten vertalen dan wel een inhoudelijke toelichting bij deze documenten te geven om zijn asielrelaas te onderbouwen.
Geloofwaardigheid element 3: online politieke activiteiten en lid van een politieke beweging in Algerije
[naam beweging]
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat zijn politieke activiteiten voor de [naam beweging] ongeloofwaardig zijn. De term ‘ [naam beweging] ’ betekent letterlijk ‘ [naam beweging] ’ en is niet alleen toegekend aan de beweging die in 2019 ontstond, maar werd ook al gebruikt bij de protesten van 2011. De staatssecretaris gaat er daarom ten onrechte vanuit dat de [naam beweging] pas bestaat sinds 2019.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eisers politieke activiteiten voor de [naam beweging] ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft kunnen tegenwerpen dat eiser heeft verklaard dat hij in 2018 lid is geworden van de [naam beweging] , terwijl uit landeninformatie blijkt dat de beweging pas in 2019 is opgekomen [4] . Eisers stelling dat de term ‘ [naam beweging] ’ al werd gebruikt bij de protesten in 2011 en de beweging dus niet pas in 2019 is ontstaan, heeft hij niet onderbouwd en hoefde de staatssecretaris dus niet te overtuigen.
Berichten op social media
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser berichten op social media plaatste met een politiek doel. Eiser heeft meerdere keren benoemd hoe belangrijk de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst voor hem is. De staatssecretaris heeft ten onrechte de nadruk gelegd op eisers verklaringen over het zijn van influencer, en de positieve ervaring die hij hierdoor had, en veel minder op zijn verklaringen hoe hij heeft geworsteld met het gegeven dat hij geen vrijheid voelde om zich te uiten. Verder had de staatssecretaris de inhoud van de screenshots, waarvan drie vertalingen in beroep alsnog zijn overgelegd, moeten betrekken bij de beoordeling. Hieruit blijkt welke uitspraken hij doet op het internet, dat deze tot hem te herleiden zijn en welke politieke en religieuze overtuiging hij heeft.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het ongeloofwaardig heeft kunnen achten dat eiser berichten op social media plaatste met een politiek doel.
De staatssecretaris heeft eisers verklaringen over de vrijheid van meningsuiting en godsdienst betrokken, maar heeft dit niet ten onrechte onvoldoende overtuigend geacht, omdat eiser enkel in algemene zin heeft verklaard over idealen als meer vrijheden en minder corruptie. Ook heeft de staatssecretaris aan eiser kunnen tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiser een politiek doel had, omdat uit zijn verklaringen blijkt dat de gestelde online posts meer zagen op zijn eigen bekendheid. Omdat de staatssecretaris eisers online activiteiten
niet geloofwaardig heeft geacht, hoefde hij de daarmee verband houdende problemen, te weten de worsteling van eiser met een gebrek aan vrijheid, ook niet aannemelijk te achten. Over de inhoud en de vertalingen van de screenshots heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze de geloofwaardigheidsbeoordeling niet anders maken, omdat eisers verklaringen het zwaartepunt vormen in de beoordeling en hij op basis daarvan niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de online activiteiten niet geloofwaardig zijn.
Verklaringen over de [naam partij]
9. Volgens eiser heeft de staatssecretaris zeer summier bij eiser nagevraagd wat hij precies heeft bedoeld met zijn aanmelding bij deze partij. Omdat hier geen duidelijkheid over is, is de aanmelding ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Dat hij zich heeft aangemeld na de eerdere bedreigingen, betekent niet zonder meer dat het ongeloofwaardig is, als dat anoniem zou kunnen blijven.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij lid is geweest dan wel actief is geweest voor [naam partij] . Ten eerste heeft de staatssecretaris niet ten onrechte tegengeworpen dat de beweging nooit officieel is geworden en dat hij om die reden niet volgt dat eiser hiervan ‘lid’ zou zijn geweest. Dat de staatssecretaris hierover zeer summier navraag zou hebben gedaan, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris heeft er namelijk terecht op gewezen dat uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat hij diverse vragen aan eiser heeft gesteld over zijn betrokkenheid bij deze beweging. Eiser heeft, daarentegen, niet geconcretiseerd waaruit zou blijken dat de vragen hierover tekortschieten. Voor de rechtbank is dan ook niet inzichtelijk waarop eiser zijn stelling dat er maar zeer summier bij eiser navraag is gedaan, baseert. Bovendien is het aan eiser om hetgeen relevant is voor zijn asielrelaas, naar voren te brengen. Ten tweede heeft de staatssecretaris het ongeloofwaardig kunnen achten dat eiser lid wordt van een politieke beweging, kort nadat hij is gestopt met de online activiteiten voor de [naam beweging] , door de ontvangen waarschuwing en zijn vrees voor een gevangenisstraf. De verklaring van eiser dat het niet ongeloofwaardig is als het anoniem zou kunnen blijven, volgt de rechtbank met de staatssecretaris niet, omdat dit enkel gebaseerd is op een vermoeden van eiser.
Tussenconclusie geloofwaardigheid
10. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris de online politieke activiteiten en het lid zijn van een politieke beweging in Algerije niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
De zwaarwegendheid
Politieke overtuiging
11. Eiser betoogt dat sprake is van een politieke overtuiging en dat hij daardoor risico loopt op vervolging dan wel op onmenselijke behandeling. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij duidelijke ideeën heeft over onder andere het gebrek aan democratie en vrijheden in Algerije. Dat deze mening door een groot deel van de bevolking wordt gedeeld, maakt niet dat niet gesproken kan worden van een politieke overtuiging. Uit landeninformatie blijkt dat personen die zich openlijk uitspreken, kunnen worden gearresteerd en gedetineerd [5] . De staatssecretaris heeft, in strijd met artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn, onvoldoende
rekening gehouden met deze landeninformatie. Zijn uitgesproken mening is niet zozeer gelinkt aan een politieke beweging en voor de vraag of hij een risico loopt is dus niet zozeer relevant of hij al dan niet lid was van een politieke beweging. Eiser voert tot slot aan dat de staatssecretaris ten onrechte en in strijd met Unierecht [6] heeft tegengeworpen dat eisers politieke overtuiging niet ‘fundamenteel’ zou zijn.
11.1.
Dit betoog slaagt niet. Zoals onder 11. geconcludeerd, heeft de staatssecretaris eisers politieke overtuiging en de daaruit voortvloeiende online politieke activiteiten en lidmaatschap van een politieke beweging in Algerije niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris was dus niet gehouden om de politieke overtuiging te toetsen aan de zwaarwegendheid. Wat eiser hierover aanvoert, kan dus niet slagen. De enkele verwijzing naar algemene landeninformatie, maakt deze beoordeling niet anders. Ter zitting heeft de staatssecretaris erkend dat uit rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat niet vereist mag worden dat de politieke overtuiging ‘fundamenteel’ moet zijn, maar stelt hij terecht dat het in eisers geval niet tot een andere uitkomst kan leiden omdat niet geloofwaardig is geacht dát er een politieke overtuiging is.
Afvalligheid
12. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte niet aannemelijk acht dat hij te vrezen heeft van de Algerijnse autoriteiten door zijn afvalligheid van de islam. Eiser heeft verklaard dat hij zijn mening wil uiten over zijn (gebrek aan) geloof en de staatssecretaris heeft miskend dat dat in relatie staat tot het gegeven dat Algerije een islamitische staat is. De afvalligheid van de islam en eisers politieke overtuigingen grijpen in elkaar en het risico op vervolging moet in onderlinge samenhang worden beoordeeld.
12.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser te vrezen heeft door zijn afvalligheid van de islam. De staatssecretaris heeft niet terecht aan eiser tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat afvalligheid van de islam strafbaar is in Algerije. Uit landeninformatie blijkt dat de Algerijnse wet voorziet in vrijheid van religie en dat individuen het recht hebben om hun religie te belijden [7] . Dit heeft eiser met wat hij heeft aangevoerd, niet weersproken. Daar komt nog bij dat eiser niet heeft verklaard over problemen met de Algerijnse autoriteiten vanwege (toegedichte) afvalligheid. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat daarom niet aannemelijk is dat hij door de Algerijnse autoriteiten gestraft of gearresteerd zal worden. Eisers betoog dat de vrees voor afvalligheid en zijn politieke overtuiging in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld kan al niet slagen omdat de staatssecretaris eisers politieke overtuiging niet ten onrechte ongeloofwaardigheid heeft geacht. Dit behoeft daarom geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
2.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3833 en van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:377.
3.Werkinstructie 2014/10, paragraaf 2.1.
4.Freedom House, Annual report on political rights and civil liberties in 2020, Algeria, 3 maart 2021.
5.ICNL civic freedom monitor, 21 september 2021.
6.Eiser wijst op de uitspraken van het Hof van Justitie van 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:13 en van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688.
7.US Department of State, 2021 Report on International Religious Freedom: Algeria, 2 juni 2022.