ECLI:NL:RBDHA:2024:3359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7040
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en de beoordeling van risico op onttrekking aan toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Zuid-Koreaanse nationaliteitdrager, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser is geboren in 1984 en heeft eerder een visum ontvangen, maar heeft niet voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, met als argument dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris een van de lichte gronden laten vallen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de overige gronden niet zijn betwist en feitelijk juist zijn. De rechtbank oordeelt dat de zware en lichte gronden voldoende zijn om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Eiser heeft geen persoonlijke belangen kunnen aanvoeren die de bewaring onevenredig bezwarend maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7040

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Zuid-Koreaanse nationaliteit.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Tijdens de zitting heeft verweerder lichte grond 4b laten vallen. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen niet heeft betwist en dat deze gronden feitelijk juist zijn. Verweerder heeft ook voldoende toegelicht dat de lichte gronden bijdragen aan een risico op onttrekking aan het toezicht. Deze zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft daarmee ook voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om eerder genoemd risico te ondervangen. Los van de beleefde houding van eiser is niet gebleken van persoonlijke belangen die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
4. Ook overigens is er geen reden om de bewaring op enig moment onrechtmatig te achten.
5.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.