ECLI:NL:RBDHA:2024:3353
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, met een V-nummer dat in het document niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 26 juni 2023 de asielaanvraag van de verzoeker had afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat inhoudt dat hij een tijdelijke maatregel vroeg in afwachting van de definitieve uitspraak op zijn beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL23.18756, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, die als voorzieningenrechter optrad, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.