ECLI:NL:RBDHA:2024:335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft betoogd dat Duitsland niet voldoet aan de Europese richtlijnen en dat hij daar niet veilig is, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te weerleggen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris mag uitgaan van dit beginsel, tenzij de vreemdeling aannemelijk maakt dat dit niet het geval is.

Eiser heeft verwezen naar het AIDA-rapport, maar de rechtbank stelt vast dat dit rapport niet voldoende onderbouwt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de opvang in Duitsland. Ook zijn de argumenten van eiser over de toegang tot rechtsbijstand en de veiligheid in Duitsland niet overtuigend genoeg om het besluit van de staatssecretaris te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36796

uitspraak van de enkelvoudige kamer van *** in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.36797, op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en de gemachtigde van eiser zijn – met bericht van verhindering – niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor die aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Kan de staatssecretaris wat betreft Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat ten aanzien van Duitsland niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Duitsland zich niet aan alle Europese richtlijnen houdt. Uit het AIDA-rapport van 2022 blijkt dat de faciliteiten in opvangcentra in Duitsland vaak niet voldoen aan de basisbehoeften, er gebrek aan privacy is en dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten van kinderen, waardoor er een gevaar ontstaat voor hun gezondheid. [2] Daarnaast voert eiser aan dat hij in Duitsland geen recht heeft op gratis rechtsbijstand. Hij kan zijn klachten daarom niet voorleggen aan een advocaat. Bovendien wordt het recht op gratis rechtsbijstand niet aangeboden als het beroep geen reële kans van slagen heeft. Omdat eiser voor de beoordeling hiervan afhankelijk is van de Duitse autoriteiten – zijn opponent in een juridische procedure – is het recht op gratis rechtsbijstand illusoir. Hierdoor wordt het recht op een eerlijk proces zoals volgt uit artikel 6 van het EVRM niet gerespecteerd. Verder voelt eiser zich niet veilig in Duitsland en heeft hij geen vertrouwen meer in de Duitse autoriteiten. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA-rapport uit 2022 waaruit volgens hem volgt dat er in Duitse asielzoekerscentra aanvallen plaatsvonden, die meestal raciaal waren gemotiveerd. [3] Tot slot voert eiser aan dat hij bij problemen niet kan klagen bij de Duitse autoriteiten. Hij weet namelijk niet waar en hoe hij moet klagen omdat hij geen Duits spreekt.
5.1.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris wat betreft Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, dan moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Duitsland overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen in Duitsland. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij desondanks van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [4]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat wat betreft Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Wat betreft eisers verwijzing naar het AIDA-rapport over de kwaliteit van de opvangfaciliteiten, stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat het AIDA-rapport ook vermeldt dat er geen meldingen zijn van Dublinterugkeerders die te maken hebben gehad met moeilijkheden nadat zij waren overgedragen. [5] Daarnaast heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 8 november 2023 geoordeeld dat, hoewel er gelet op het AIDA-rapport kritische kanttekeningen gesteld kunnen worden bij de opvang in Duitsland, hieruit niet blijkt dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. [6] Wat betreft eisers betoog over de toegang tot rechtsbijstand, oordeelt de rechtbank dat uit de Procedurerichtlijn volgt dat lidstaten kosteloze rechtsbijstand afhankelijk mogen maken van de kans van slagen van het rechtsmiddel. [7] Dat de Duitse autoriteiten – zoals eiser stelt – er belang bij zouden hebben om eiser deze rechtsbijstand niet te verstrekken en een daartoe strekkend verzoek om die reden zouden afwijzen, is niet gebleken en een vermoeden van eiser. Deze ongefundeerde stelling maakt niet dat eiser geen recht heeft op een eerlijk proces zoals volgt uit artikel 6 van het EVRM. De Uniewetgever heeft immers in de Procedurerichtlijn opgenomen dat de autoriteiten van een lidstaat het recht op (kosteloze) rechtsbijstand mogen beperken. Bovendien kan eiser, ook als hij in een eventuele beroepsprocedure geen rechtsbijstand krijgt, alsnog procederen. Wat betreft eisers betoog over raciaal gemotiveerde aanvallen in asielzoekerscentra, oordeelt de rechtbank dat uit het aangehaalde AIDA-rapport niet volgt dat deze aanvallen structureel plaatsvinden. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat hij hier zelf mee te maken heeft gehad. Mocht eiser toch problemen ervaren in Duitsland, dan moet hij daarover klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Niet is gebleken dat voor eiser deze mogelijkheid niet bestaat. Zo merkt de rechtbank op dat eiser zelf in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij geen problemen heeft gehad met de Duitse autoriteiten. [8] Eisers betoog dat hij niet weet waar en hoe hij moet klagen omdat hij de Duitse taal niet spreekt, maakt dit oordeel niet anders. Eiser maakt hiermee namelijk niet aannemelijk dat er geen mogelijkheid bestaat om te klagen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA Country Report: Germany Update 2021, April 2022, p. 112.
3.AIDA Country Report: Germany Update 2021, April 2022, p. 116.
4.Zie bv. ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, r.o. 4-4.1.
5.AIDA Country Report: Germany Update 2023, April 2022, p. 64.
6.ABRvS 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4107.
7.Dit staat in artikel 20, derde lid van de Procedurerichtlijn.
8.P. 6 Verslag aanmeldgehoor.