In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat leidde tot een verzoek om terugname door de Nederlandse autoriteiten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht, omdat hij niet de volledige informatiebrochure over de Dublinprocedure heeft ontvangen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 maart 2024, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de informatieplicht van verweerder voortvloeit uit de Dublinverordening, die vereist dat een vreemdeling geïnformeerd wordt over de procedure en zijn rechten. Eiser heeft gesteld dat hij niet de volledige informatie heeft ontvangen, wat volgens hem heeft geleid tot een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank concludeert echter dat, hoewel eiser mogelijk niet alle informatie heeft ontvangen, dit niet heeft geleid tot een andere uitkomst van de procedure. Eiser heeft niet onderbouwd dat het ontbreken van deel A van de brochure zijn belangen heeft geschaad. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de informatie over de Dublinprocedure op andere manieren aan eiser is verstrekt.
De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen door verweerder, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.