ECLI:NL:RBDHA:2024:3337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van een Poolse nationaliteitseiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres, een Poolse nationaliteitseiseres, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 13 februari 2024, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd. Tijdens de procedure heeft eiseres aangevoerd dat het verwijderingsbesluit ontbrak in het dossier, waardoor zij als EU-onderdaan rechtmatig verblijf zou hebben en de maatregel onrechtmatig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verwijderingsbesluit op 28 februari 2023 was genomen en dat dit besluit tijdig aan het dossier was toegevoegd, waardoor eiseres voldoende gelegenheid had om haar gronden van beroep in te dienen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het recht op een eerlijk proces.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres had de gronden voor de maatregel niet betwist en de rechtbank concludeerde dat de maatregel rechtmatig was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5509

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiseres heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Op 6 maart 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Poolse nationaliteit.
Ontbreken verwijderingsbesluit
2. Eiseres voert aan dat het verwijderingsbesluit ontbreekt in het dossier. Zonder verwijderingsbesluit heeft eiseres als EU [2] -onderdaan rechtmatig verblijf, zodat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Verder verzoekt eiseres het verwijderingsbesluit buiten beschouwing te laten als dit alsnog na het indienen van de gronden van beroep wordt toegevoegd aan het digitale dossier vanwege schending van het eerlijk proces.
3. De rechtbank stelt vast dat het verwijderingsbesluit van 28 februari 2023 en het uitreikingsblad van dat verwijderingsbesluit op 19 februari 2024, om 11:38 uur aan het digitale dossier zijn toegevoegd. De rechtbank stelt dan ook vast dat dit voorafgaand aan het verstrijken van de termijn voor het indienen van de gronden van beroep is gedaan. Bij bericht van 15 februari 2024 is eiseres immers in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 19 februari 2024 om 17:00 uur de gronden van beroep aan het digitale dossier toe te voegen. Eiseres had derhalve nog voldoende gelegenheid om nadere gronden in te dienen na de toevoeging van het verwijderingsbesluit aan het dossier en van schending van het recht op een eerlijk proces is dan ook geen sprake. Ook het niet eerder al toevoegen van het verwijderingsbesluit aan het digitale dossier is niet in strijd met het recht op een eerlijk proces. De rechtbank acht hierbij nog van belang dat het verwijderingsbesluit en de inhoud daarvan reeds bij eiseres bekend was. Verder ligt de inhoud van dit verwijderingsbesluit niet ter toetsing voor. Nu eiseres geen gevolg heeft gegeven aan het verwijderingsbesluit is de rechtbank van oordeel dat zij onrechtmatig in Nederland is en verweerder op grond daarvan de maatregel van bewaring heeft kunnen opleggen.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [3] staan in de maatregel vermeld dat eiseres:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
En als lichte gronden [4] staan in de maatregel vermeld dat eiseres:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiseres heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Lichter middel
6. Eiseres voert verder aan dat met de enkele verwijzing naar het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet met een lichter middel kan worden volstaan. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling [5] van 5 april 2017. [6]
7. Anders dan eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Daarbij heeft verweerder de medische situatie van eiseres kenbaar betrokken. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiseres onredelijk bezwarend maken.
Ambtshalve toets [7]
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Europese Unie.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.ABRvS 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:959.
7.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.