ECLI:NL:RBDHA:2024:3312
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na uitspraak op beroep
In de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. Gürses, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D.L. Boer, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht, naar aanleiding van een besluit van de staatssecretaris van 20 oktober 2023. Dit besluit verklaarde het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van haar verzoek om uitstel van vertrek ongegrond.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 maart 2024 behandeld, samen met een andere zaak (NL23.35745). In de uitspraak van die andere zaak is het beroep van verzoekster behandeld, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.