ECLI:NL:RBDHA:2024:3279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23-12615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van inreisverbod wegens onzorgvuldige voorbereiding en niet tijdige bekendmaking

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Azerbeidzjaanse nationaliteit, die een inreisverbod van tien jaar had gekregen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 26 oktober 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit, dat was genomen op 9 december 2021. De rechtbank oordeelde dat het inreisverbod niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor het besluit niet in werking was getreden en de beroepstermijn niet was gaan lopen. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris het besluit niet persoonlijk aan eiser had uitgereikt, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Eiser had bovendien psychische problemen, waardoor hij niet adequaat zijn belangen kon verdedigen tijdens het gehoor. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldigheid had betracht bij de voorbereiding van het besluit. Hierdoor was het inreisverbod niet rechtsgeldig. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het inreisverbod en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12615

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2024 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2021 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 26 oktober 2023 beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Samen met zijn moeder is eiser op 3 juli 1999 Nederland ingereisd. Op 14 juli 1999 is mede namens hem een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is niet ingewilligd. In het kader van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning met een geldigheidsduur tot 15 juni 2008. Op 29 mei 2008 is ambtshalve beoordeeld dat hij in aanmerking komt voor voortgezet verblijf voor de duur van vijf jaren. De vergunning is telkens verlengd tot laatstelijk 15 juni 2018. Op 20 september 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Deze aanvraag is op 28 maart 2019 buiten behandeling gesteld wegens het niet betalen van de leges. Eiser is toen ook een terugkeerbesluit opgelegd. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddel aangewend.
1.1.
Op 28 december 2022 is eiser veroordeeld tot twee jaren plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wegens een op 30 augustus 2020 gepleegde winkeldiefstal. De politie heeft eiser op 17 mei 2021 gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod.
1.2.
Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris aan eiser een zwaar inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar. De staatssecretaris heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen verblijfsrecht meer heeft in Nederland of een ander land van de EU. Eiser moet meteen uit Nederland en de EU vertrekken omdat hij een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde vormt. Eiser is een veelpleger en eerder opgelegde gevangenisstraffen hebben hem niet weerhouden van het plegen van nieuwe delicten. De hem opgelegde ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive. De rechtbank ziet geen reële andere mogelijkheid om de overlast en recidive te voorkomen. Gezien deze situatie dient het belang van de Staat zwaarder te wegen dat eisers persoonlijke belang. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden moeten vormen om het inreisverbod te verkorten noch is er sprake van strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Ontvankelijkheid
2. De rechtbank stelt vast dat namens eiser op 26 oktober 2023 beroep is ingediend. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het beroep te laat is ingediend.
3. Namens eiser is aangevoerd dat het besluit waarbij hem het inreisverbod is opgelegd niet aan hem persoonlijk is uitgereikt. Eerst op 26 oktober 2023 bereikte het besluit zijn gemachtigde.
4. Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Uit artikel 3:41 van de Awb volgt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. In de Vreemdelingencirculaire staat aangegeven [1] dat een inreisverbod in persoon dient te worden uitgereikt. Mocht dit niet mogelijk zijn, vindt toezending plaats vergezeld van publicatie in de Staatscourant. [2]
5. Uit het dossier blijkt dat de beschikking van 9 december 2021 op 25 februari 2022 door een medewerker van de AVIM aan de begeleidster van eiser in P.I. Veldzicht is overhandigd, waarbij de begeleidster heeft toegezegd dat zij de beschikking aan eiser in persoon zou uitreiken. Bij emailbericht van 30 maart 2022 heeft de begeleidster van eiser aan AVIM bevestigd dat zij de beschikking heeft overhandigd. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat de bestreden beschikking niet aan eiser in persoon is uitgereikt. Voorgaande situatie komt overeen met de situatie waarin een beschikking aan een huisgenoot wordt overhandigd. Daarmee is van een uitreiking in persoon geen sprake. De situatie verschilt bovendien feitelijk niet van de situatie waarin een beschikking wordt toegezonden aan het laatst bekende adres van de vreemdeling. Daar artikel 3:41 Awb nadrukkelijk een onderscheid maakt tussen uitreiking in persoon of toezending, moeten er andere (hogere) eisen worden gesteld aan een uitreiking in persoon. In het geval van eiser is evenmin gebleken dat het bestreden besluit op enig moment gepubliceerd is in de Staatscourant. Het bestreden besluit is daarmee niet op de juiste wijze bekend gemaakt.
6. Het niet op de juiste wijze bekendmaken van een besluit heeft tot gevolg dat het besluit niet in werking treedt. Ook gaat de beroepstermijn niet lopen, nu artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het door eiser ingesteld beroep is daarom prematuur. De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 6:10, eerste lid, onder a, van de Awb, niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege te laten omdat het besluit ten tijde van het indienen van het beroep wel reeds tot stand was gekomen. De rechtbank zal derhalve tot inhoudelijke beoordeling van het beroep overgaan.
Zorgvuldige voorbereiding
7. De rechtbank constateert dat in deze zaak het beroep zich uitsluitend uitstrekt over de oplegging van het inreisverbod. Alvorens een inreisverbod kan worden opgelegd, dient de vreemdeling gehoord te worden. [3] Tijdens dit gehoor kan de vreemdeling bijzondere individuele en humanitaire omstandigheden aanvoeren die mogelijk voor de staatssecretaris aanleiding zouden kunnen vormen om af te zien van het opleggen van het inreisverbod. [4]
8. Namens eiser is aangevoerd dat als gevolg van zijn psychische problemen er geen sprake is geweest van een op een zorgvuldige wijze afgenomen gehoor. Eiser had destijds te kampen met psychoses zoals overduidelijk blijkt uit het verslag van het gehoor. Daarom is eiser ook opgenomen geweest in Veldzicht waar men zijn psychische problemen met behulp van medicijnen onder controle heeft weten te krijgen.
9. De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris zich moet inspannen om, voordat hij een inreisverbod oplegt, voldoende kennis te verzamelen over de betrokken belangen. Daarvoor is het horen essentieel. Het stelt de vreemdeling in de gelegenheid zijn zienswijze op de voorgenomen oplegging van het inreisverbod te geven en persoonlijke belangen dan wel bijzondere omstandigheden naar voren te brengen. De rechtbank stelt vast de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft geconstateerd dat eiser in zijn gehoor aspecten naar voren heeft gebracht die niet (geheel) stroken met de werkelijkheid waarbij als voorbeelden worden gegeven dat eiser heeft verklaard dat hij, evenals zijn moeder en zus, de Nederlandse nationaliteit heeft, dat hij in het bezit is van een verblijfsvergunning en dat hij met behulp van een video de rechter zijn gelijk wil laten zien in zijn strafzaak terwijl hij geen hoger beroep heeft ingediend. De rechtbank constateert dat eiser meer verklaringen heeft afgelegd die ofwel niet kloppen ofwel als zeer bevreemdingwekkend te bestempelen zijn. Zo heeft hij verklaard dat hij een blij en vrij mens zal zijn als hem het inreisverbod wordt opgelegd, dat hij wil terugkeren naar Moskou waar hij hard zal gaan werken, dat de familie in Moskou bezit drie appartementen bezit, hij daar elke dag kaviaar at en nog steeds heel rijk is, dat hij de stoffelijke overschotten van zijn opa, oma en broer wil meenemen naar Moskou om ze daar te begraven, dat het gerucht gaat dat zijn ouders geen natuurlijke dood zijn gestorven, dat de gemeente in Delfzijl hem 110.000 euro heeft geboden voor de drie lichamen maar dat later weer ontkend heeft, dat hij een vriendin in Moskou heeft waarmee hij wil trouwen nadat hij de kisten naar Moskou heeft laten komen waarna hij een villa voor haar zal bouwen in de miljonairswijk van Moskou, dat hij daar ook een appartement voor de zoon van zijn overleden broer zal kopen, dat hij graag een inreisverbod voor twintig jaar wil, dat in het besluit komt te staan dat hij de doodskisten kan meenemen bij zijn vertrek en dat hij hoopt dat het inreisverbod vandaag al ingaat. Als bijzondere omstandigheden heeft eiser aangevoerd dat hij van mening is dat zijn ouders hier zijn vergiftigd en dat het dan niet correct is om een inreisverbod op te leggen. Eiser geeft aan dat het niet nodig is om zijn zaak over te dragen aan de Dienst Terugkeer & Vertrek. Hij is al thuis in Moskou en kan daar een restaurant openen. Hij moet alleen 2000 euro krijgen omdat hij afstand heeft gedaan van zijn pinpasje.
10. De rechtbank overweegt dat uit dit proces-verbaal van gehoor blijkt dat er duidelijke signalen waren om te betwijfelen of eiser wel in staat was om gehoord te worden. Dat beeld wordt versterkt door de informatie uit het vonnis van de rechtbank van 28 december van 2022, dat de aanleiding is geweest voor de staatssecretaris om over te gaan tot het opleggen van het inreisverbod, en van de inhoud waarvan de staatssecretaris aldus op de hoogte is. De rechtbank heeft in haar vonnis de conclusie van een over eiser uitgebracht rapport van Reclassering Nederland overgenomen. Daaruit blijkt dat er sterke vermoedens zijn dat eiser verslaafd is en psychische problemen heeft. Er zijn verschillende meldingen in het reclasseringsdossier waarbij rapporteurs zich zorgen maken om de psychische gezondheid van eiser. Hij komt soms verward over en gebruikt valium en een anti-psychoticum. Hier komt bij dat eiser in de periode na het gehoor is overgebracht van de penitentiaire inrichting Klein Bankenbosch in Veenhuizen naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht in Balkbrug waar eiser is opgenomen en behandeld voor zijn psychotische problematiek (in verband met zijn ISD-maatregel). De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris er dan ook niet zondermeer vanuit heeft mogen gaan dat eiser zelf zijn belangen adequaat naar voren heeft kunnen brengen. Nu eiser ook geen gemachtigde had die tijdens het gehoor dan wel in een later stadium eisers belangen naar voren kon brengen, is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Omdat deze beroepsgrond slaagt, komt de rechtbank niet meer toe aan de overige beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
11. Het beroep van eiser is gegrond. De rechtbank vernietigd het inreisverbod wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
12. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank begroot die kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 1.750,- aan kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank houdt rekening met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt de staatssecretaris om de proceskosten van eisers te vergoeden tot een bedrag
van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Paragraaf A2/2.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
2.Artikel 66a, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Paragraaf A4/2.4.1. jo. paragraaf A4/3.3 van de Vc 2000 en artikel 5 van Richtlijn 2008/115/EG (Pb 2008:348).
4.Artikel 66a, lid 8, van de Vw 2000.