ECLI:NL:RBDHA:2024:3272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3860 NL24.3869 NL24.3879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van een gezin met minderjarige kinderen in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 1 februari 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. De rechtbank heeft de beroepen op 29 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Volgens de Dublinverordening is de staatssecretaris niet verplicht om een asielaanvraag in behandeling te nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 27 oktober 2023 een verzoek om terugname naar Duitsland gedaan, dat op 31 oktober 2023 is aanvaard. Eisers betogen echter dat Duitsland niet ondubbelzinnig heeft ingestemd met de Dublinclaim voor hun oudste zoon, eiser 2, en dat zij in Duitsland racistisch zijn behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling hoeven te worden genomen. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en eisers kunnen worden overgedragen aan Duitsland. De rechtbank wijst erop dat eisers geen recht hebben op vergoeding van hun proceskosten, omdat hun beroepen ongegrond zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3860, NL24.3869 en NL24.3879

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser 1], eiser 1

V-nummer: [nummer 1],
[naam eiseres], eiseres,
V-nummer: [nummer 2],
mede namens:
[naam 1],
V-nummer: [nummer 3],
[naam 2],
V-nummer: [nummer 4], en
[naam 3],
V-nummer: [nummer 5],
en
[naam eiser 2], eiser 2
V-nummer: [nummer 6],
gezamenlijk te noemen ‘eisers’
(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 1 februari 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
2. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
3. De rechtbank heeft de beroepen op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde hebben aan de zitting deelgenomen. S. Saaid trad op als (telefonische) tolk. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers aan de hand van de beroepsgronden die eisers daartegen hebben aangevoerd.
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland op 27 oktober 2023 een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 31 oktober 2023 aanvaard.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Eisers menen echter dat de staatssecretaris hun asielaanvragen desondanks in behandeling had moeten nemen. Zij voeren aan dat Duitsland niet ondubbelzinnig heeft ingestemd met de Dublinclaim voor de oudste zoon, eiser 2. Eiser 2 heeft in Duitsland geen asiel aangevraagd en zijn asielverzoek in Nederland was eerder dan die van zijn ouders en eerder dan in de Dublinclaim staat vermeld. Daarnaast voeren eisers aan dat zij in Duitsland racistisch bejegend zijn en mensonterend zijn behandeld omdat zij gedwongen zijn hun vingerafdrukken af te staan, zich bij controle geheel moesten ontkleden en de vrouwen zich zonder hoofddoek moesten laten fotograferen. Er is daarom in Duitsland sprake is van een tekortkoming in de asielprocedure, waardoor zij bij terugkeer dreigen te worden behandeld in strijd met artikel 4 Handvest. [2] Daarnaast heeft de staatssecretaris in de bestreden besluiten onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen, ook in verband met het lange tijdverloop sinds de acceptatie van de Dublinclaim en het medische traject dat voor één van de kinderen inmiddels is gestart. Deze feiten, in combinatie met de aanwezigheid in Nederland van familieleden die het gezin tot steun kunnen zijn, leiden tot de conclusie dat overdracht aan Duitsland zou getuigen van onevenredige hardheid. Ten slotte heeft de staatssecretaris in de bestreden besluiten niet voorzien in een ‘warme overdracht’ aan de Duitse autoriteiten.
7. Voor zover eisers zich beklagen over de manier waarop ze in Duitsland zijn behandeld bij het afnemen van vingerafdrukken, controles en foto’s, geldt dat uit deze verklaringen niet volgt dat er in Duitsland sprake is van structurele tekortkomingen op basis waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Met de aanvaarding van de terugnameverzoeken worden eisers in Duitsland in staat gesteld (al dan niet opvolgende) asielaanvragen in te dienen en is gegarandeerd dat deze aanvragen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen worden behandeld. Voor zover de behandeling van eisers asielaanvragen desondanks tekort zou schieten, ligt het op de weg van eisers om daar bij de (hogere) Duitse autoriteiten over te klagen. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Duitsland eisers niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is. [3]
8. De rechtbank volgt eisers niet in hun stellingname dat de belangen van de minderjarige kinderen onvoldoende tot uitdrukking zijn gekomen in de bestreden besluiten en dat de besluitvorming onevenredig lang op zich heeft laten wachten. De staatssecretaris heeft in zijn bestreden besluiten overwogen dat het in het belang is van de minderjarige kinderen om samen met hun ouders te blijven, ook als dat betekent dat zij worden overgedragen aan Duitsland. Hoewel de Dublinclaim inderdaad voor wat betreft eiser 2 niet de juiste datum vermeldt voor de asielaanvraag in Nederland, is het terugnameverzoek met de aanvaarding door Duitsland toch rechtsgeldig tot stand gekomen. Het tijdverloop tussen de aanvaarding van het claimverzoek door Duitsland en de bestreden besluiten bedraagt iets meer dan drie maanden en valt daarmee ruim binnen de termijn van zes maanden waarbinnen de staatssecretaris op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening de overdracht in beginsel moet hebben gerealiseerd. Uit de verklaringen van eisers dat er inmiddels een medisch traject is gestart voor één van de kinderen volgt niet dat Nederland om deze reden verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvragen. Niet is gebleken dat de benodigde medische voorzieningen in Duitsland niet beschikbaar zijn, noch dat Nederland het aangewezen land is om deze medische zorg te verstrekken.
9. De verklaring van eisers dat zij niet de bedoeling hadden om in Duitsland asiel aan te vragen omdat zij verwachten in Duitsland gediscrimineerd te worden en omdat zij in Nederland familie hebben die kunnen helpen bij de integratie, hoefde voor de staatssecretaris geen aanleiding te zijn om de asielaanvragen van eisers over te nemen. Eisers hebben niet verklaard dat zij bij hun familieleden willen verblijven of dat er sprake is van afhankelijkheid van deze familieleden. Er is daarom geen reden voor toepassing van artikelen 16 of 17, tweede lid, van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers met deze verklaringen, ook gezien in samenhang met de andere feiten en omstandigheden van deze zaak, niet hebben aangetoond dat hun overdracht aan Duitsland zou leiden tot onevenredige hardheid.
10. Voor zover eisers menen dat de staatssecretaris zich onvoldoende rekenschap geeft van de noodzaak van een ‘warme overdracht’ stelt de rechtbank vast dat de gereguleerde overdracht een voorwaarde is die door de Duitse autoriteiten wordt gevraagd. Het is aan de staatssecretaris om hier te zijner tijd uitvoering aan te geven.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en eisers kunnen worden overgedragen aan Duitsland.
12. Omdat de beroepen ongegrond zijn krijgen eisers geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; artikel 4 bevat een verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
3.Zie ook het standpunt van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op dit punt, recent bevestigd op 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:292.