ECLI:NL:RBDHA:2024:3245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2993 NL24.2995 NL24.3049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van een gezin met minderjarige kinderen en de verantwoordelijkheidsverdeling volgens de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 26 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft op 29 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is, op basis van de Dublinverordening.

Eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben op 5 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac-onderzoek blijkt dat zij op 20 september 2023 ook in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De rechtbank overweegt dat de Europese regelgeving bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De staatssecretaris heeft een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek heeft aanvaard.

Eisers zijn van mening dat Nederland verantwoordelijk is voor hun aanvragen, omdat de oudste twee kinderen eerst in Nederland zijn aangekomen. Ze voeren aan dat ze in Duitsland slecht zijn behandeld en dat hun binding met Nederland sterker is. De rechtbank oordeelt echter dat de binding met Nederland niet bepalend is voor de verantwoordelijkheidsverdeling volgens de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de besluiten van de staatssecretaris, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2993, NL24.2995 en NL24.3049

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer 1]
[naam eiseres 1], eiseres 1
V-nummer: [nummer 2]
mede namens:
[naam zus eiseres 2]
V-nummer: [nummer 3]
[naam kind 1]
V-nummer: [nummer 4]
[naam kind 2](dochter)
V-nummer: [nummer 5]
en
[naam eiseres 2], eiseres 2
V-nummer: [nummer 6]
gezamenlijk te noemen ‘eisers’
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 26 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
2. De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser en eiseres 1, de gemachtigde van eisers, A. Dogan als tolk, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers aan de hand van de beroepsgronden die eisers daartegen hebben aangevoerd.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en de bestreden besluiten in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
5. Eiser en eiseres 1 hebben, samen met hun twee jongste minderjarige kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2], op 5 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Uit onderzoek in Eurodac blijkt dat zij op 20 september 2023 ook asiel hebben aangevraagd in Duitsland. De oudste twee minderjarige kinderen, onder wie eiseres 2, hebben op 24 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Zij hebben geen asielverzoek ingediend in Duitsland.
6. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 6 november 2023 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek voor eiser op 8 november 2023 aanvaard. Voor de overige eisers geldt dat een fictief claimakkoord tot stand is gekomen. [3] De staatssecretaris heeft vervolgens met de bestreden besluiten de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.
Gronden van beroep
7. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en menen dat de staatssecretaris de asielverzoeken in Nederland moet beoordelen. Zij voeren daartoe aan dat eiseres 2 en haar eveneens minderjarige zus eerst in Nederland zijn aangekomen en hier asiel hebben aangevraagd. Zij hebben niet eerst in Duitsland asiel aangevraagd, waardoor de verantwoordelijkheid van Nederland voor hun asielverzoek op dat moment vast stond. Hun ouders en twee jongere zusjes hebben zich pas later bij hen gevoegd, zodat niet Duitsland maar Nederland verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van het hele gezin.
8. Indien de rechtbank toch oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor de asielverzoeken bij Duitsland rust, voeren eiser en eiseres 1 aan dat zij in Duitsland slecht zijn behandeld. Zij hebben daar onder valse voorwendselen vingerafdrukken moeten afstaan, de ouders hebben zich moeten ontkleden, en de nacht moeten doorbrengen op het politiebureau. Ook zijn zij niet gehoord in het kader van hun asielaanvragen.
9. Ten slotte voeren eisers aan dat zij een veel sterkere binding voelen met Nederland dan met Duitsland omdat er familie in Nederland woont, zij slechts kort hebben verbleven in Duitsland en al veel langer in Nederland, en omdat zij nooit tot doel hebben gehad om in Duitsland asiel aan te vragen. In dit verband verwijzen zij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 29 november 2023 [4] waaruit volgt dat ook psychisch lijden reden kan zijn om afhankelijkheid aan te nemen tussen een vreemdeling en zijn rechtmatig in Nederland verblijvende familieleden. De staatssecretaris had in deze omstandigheden, in samenhang bezien, aanleiding moeten zien om de behandeling van de asielverzoeken van Duitsland over te nemen.
Beoordeling door de rechtbank
10. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in het belang van de oudste twee minderjarigen van het gezin (eiseres 2 en haar zusje [naam zus eiseres 2]) is om gezamenlijk met hun ouders te verblijven. Op grond van artikel 8 van de Dublinverordening heeft de staatssecretaris zich ook terecht op het standpunt gesteld dat alle kinderen de ouders volgen, omdat dit in hun belang is. Met het fictieve claimakkoord voor de kinderen is de verantwoordelijkheid van Duitsland voor hun asielaanvraag komen vast te staan.
11. De staatssecretaris kan de behandeling van een asielverzoek aan zich houden op grond van artikel 17 van de Dublinverordening als er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland. Hiervoor geldt de zeer hoge drempel zoals geformuleerd in het Jawo-arrest. [5] Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat die drempel in hun geval is bereikt. Voor zover eisers stellen dat zij in Duitsland slecht zijn behandeld, ligt het op hun weg om daarover te klagen bij de Duitse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat zij dit hebben gedaan of niet hadden kunnen doen dan wel dat deze autoriteiten hen niet zouden willen of kunnen helpen.
12. De binding die eisers voelen met Nederland is op grond van de Dublinverordening niet bepalend voor de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvragen. Dat zij in Nederland familieleden hebben met wie zij een hechte band voelen, maakt dit niet anders. De verwijzing naar de uitspraak van de zittingsplaats Amsterdam baat eisers niet. De situatie in die zaak was heel specifiek en bijzonder schrijnend. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat in hun situatie van een dergelijke bijzondere situatie sprake is.
13. In hetgeen eisers hebben aangevoerd, ook in samenhang bezien, hoefde de staatssecretaris geen aanleiding te zien om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvragen van eisers van Duitsland over te nemen. Het beroep slaagt niet.
14. Omdat het beroep ongegrond is worden de proceskosten van eisers niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Op grond van artikel 22, lid 7, van de Dublinverordening staat het zonder reactie laten verstrijken van de termijn van twee maanden waarbinnen op een Dublinclaim gereageerd kan worden, gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 19 maart 2029, C-163/17.