4.4.Oordeel van de rechtbank
Opbrengst
Uit het dossier blijkt dat er 40 slachtoffers zijn die geld hebben overgeboekt naar de rekening van een katvanger. Het gaat om aangiftes dan wel verklaringen van slachtoffers waaruit blijkt dat zij zijn afgeperst en vervolgens geld hebben overgemaakt in combinatie met bevindingen waaruit blijkt dat er daadwerkelijk geld is overgemaakt.
Voor [slachtoffer 1] geldt dat niet. Het dossier bevat geen aangifte of verklaring van Schaeffer, waardoor de rechtbank onvoldoende aanwijzingen heeft om het overgemaakte geld als opbrengst uit een strafbaar feit te beschouwen.
Het is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de overige bedragen die zijn overgemaakt als opbrengst kunnen worden gekwalificeerd. Dat geldt echter niet voor de bedragen die zijn overgemaakt en die vervolgens zijn teruggestort. Dit is het geval geweest bij de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De bedragen die deze slachtoffers hebben overgemaakt, tellen daarom niet mee bij de opbrengst. Verder heeft het [slachtoffer 4] € 1.800,- overgemaakt, maar is € 300,- teruggestort. Het bedrag dat is teruggestort, wordt in mindering gebracht op de opbrengst.
In totaal komt de opbrengst daarmee op een bedrag van € 46.335,00.
Toerekening zaken aan de veroordeelde
Vervolgens is de vraag bij welke zaken de veroordeelde betrokken is geweest.
Anders dan in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel en door de officier van justitie tot uitgangspunt is genomen, zal de rechtbank alleen voordeel uit een zaak aan een veroordeelde toerekenen indien er concrete aanwijzingen zijn dat de veroordeelde bij die specifieke zaak was betrokken. Dat betekent onder meer dat geen voordeel wordt toegerekend in de zaken waarin alleen de katvangers bekend zijn geworden en onduidelijk is gebleven of en welke veroordeelden bij die zaak betrokken zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier concrete aanknopingspunten voor betrokkenheid van de veroordeelde in de volgende zaaksdossiers:
- [zaaksdossier 1]
- [zaaksdossier 2]
- [zaaksdossier 3]
- [zaaksdossier 4]
- [zaaksdossier 5]
- [zaaksdossier 6]
- [zaaksdossier 7]
- [zaaksdossier 8]
- [zaaksdossier 9]
- [zaaksdossier 10]
- [zaaksdossier 11]
- [zaaksdossier 12]
- [zaaksdossier 13]
- [zaaksdossier 14]
- [zaaksdossier 15]
- [zaaksdossier 16]
- [zaaksdossier 17]
- [zaaksdossier 18]
- [zaaksdossier 19]
- [zaaksdossier 20]
Voor alle bovenstaande zaken geldt dat er door de veroordeelde berichten zijn verzonden die betrekking hebben op geld dat de betreffende slachtoffers hebben overgemaakt.
Verdeling opbrengst en kosten
Vervolgens is de vraag hoe de opbrengst in bovengenoemde zaken werd verdeeld en in hoeverre er kosten waren voor de veroordeelde.
De rechtbank zoekt voor de onderlinge verdeling aansluiting bij uitlatingen van [medeverdachte 1] in chatgesprekken van 21 juni 2019 (‘ja ik krijg 33,33 %’), 27 juni 2019 (‘morgen waarschijnlijk 13 bar’ en ‘430 pak ik’), 7 juli 2019 (‘33,33 pro pak ik’) en 31 juli 2019 (‘normaal pak ik gewoon mij 1/3’).
In een chatgesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van 10 augustus 2019 bespreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de opbrengst van € 600,00 die is overgemaakt door slachtoffer Keijzers. Daarover zegt [medeverdachte 2] : ‘75/75 en hij bankoe. 4 bar is al apart gehouden’. Daarop antwoordt [medeverdachte 1] : ‘is goed’. Uit de context maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ieder € 75,00 krijgen en de katvanger € 50,00. De overige € 400,00 is apart gehouden.
Gelet op het bovenstaande is aannemelijk dat [medeverdachte 1] een derde van de opbrengst krijgt en van zijn deel de katvanger betaalt en het restant evenredig deelt met [medeverdachte 2] . Ook is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat het overige twee derde deel kan worden toegerekend aan degene die verder bij de zaak betrokken is. Dat is in voorkomende gevallen de [veroordeelde] . Zoals is overwogen in het vonnis in de hoofdzaak, blijkt uit het dossier dat de veroordeelde degene is die de afpersing verrichtte. Deze grotere rol van de veroordeelde, in samenhang bezien met de berichten van [medeverdachte 1] , maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten zijn om per zaak twee derde van de opbrengst als wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde toe te kennen.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij het geld dat hij heeft ontvangen met anderen, zijn opdrachtgevers, moest delen. Het bestaan van deze opdrachtgevers is echter niet nader onderbouwd en blijkt ook niet uit het dossier. Dat de veroordeelde minder dan twee derde van de opbrengst kreeg, is daarmee niet aannemelijk geworden.
De kosten voor katvangers worden niet van de veroordeelde zijn opbrengst afgetrokken. Die kosten kwamen immers alleen voor rekening van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
In bijlage 2 bij dit vonnis is een overzicht opgenomen waarbij per zaak uiteen is gezet wat de opbrengst was en welk deel daarvan toekwam aan de veroordeelde.
Slotsom
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 17.368,34.