ECLI:NL:RBDHA:2024:3226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
09.808171-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sextortion en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot afdreiging en oplichting

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van sextortion, oplichting en deelname aan een criminele organisatie. De zaak betreft een periode van meerdere maanden waarin de verdachte, samen met anderen, mannen heeft opgelicht door zich voor te doen als vrouw op dating- en chatsites. De slachtoffers werden verleid tot het delen van seksuele foto's en video's, waarna zij onder druk werden gezet om geld te betalen om te voorkomen dat deze beelden openbaar zouden worden gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders een gestructureerde en duurzame organisatie vormden die zich bezighield met deze misdrijven. De verdachte is veroordeeld voor oplichting, afdreiging en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 134 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 200 uren. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die materiële schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/808171-19
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ),
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 15 en 16 januari 2024 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 27 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.F.M. van Osta naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 12 augustus 2019, te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, en/of te Duitsland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk tebevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, a) [slachtoffer 1] (zaak 1) en/of b) [slachtoffer 2] (zaak 29) en/of c) [slachtoffer 3] (zaak 30) en/of d) [slachtoffer 4] (zaak 37), heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of het ter beschikkingstellen van gegevens, te weten één of meerdere (pikante) foto's/video's en/ofseksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) metvorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid- zich op een seks- of datingsite of -app voorgedaan als vrouw en/of als vrouw contact gezocht met voornoemde personen en/of- (vervolgens) (via whatsapp) meerdere pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën naar voornoemde personen gezonden en/of- voornoemde personen (vervolgens) verzocht om pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën terug te sturen, waardoor voornoemde personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of ter beschikkingstelling van gegevens;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2019tot en met 12 augustus 2019, te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van een geheim, a) [slachtoffer 1] (zaak 1) en/of b) [slachtoffer 2] (zaak 29) en/of c) [slachtoffer 3] (zaak 30) en/of d) [slachtoffer 4] (zaak 37), heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten één of meerdere geldbedrag(en) dat/die geheel of ten dele aan deze personen of derden toebehoorden, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) voornoemde personen bevolen één of meer geldbedragen te betalen, althans over te maken, om te voorkomen dat de eerder onder valse voorwendselen ontvangen (pikante) foto's/video's en/of afschriften van (pikante) chatgesprekken tussen verdachte en/of zijn mededaders en die personen door hem, verdachte en/of zijn mededader(s), in de openbaarheid zouden worden gebracht door deze toe te sturen aan familieleden, vrienden, werkgevers en/of anderen;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 12 augustus 2019, te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, en/of te Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten oplichting en/of afdreiging en/of witwassen.

3.Inleiding

De zaak gaat over sextortion, oftewel chantage middels seksueel getinte afbeeldingen, waar over een periode van meerdere maanden meerdere mannen slachtoffer van zijn geworden. De slachtoffers hadden zich aangemeld op een dating- of chatsite die is gericht op erotisch contact. De slachtoffers kregen contact met iemand die zich voordeed als een vrouw die op zoek was naar erotisch contact. De vrouw stelde aan een slachtoffer voor om diverse erotische foto's en video's uit te wisselen. Wanneer zij dat hadden gedaan ontvingen zij al snel een bericht dat een geldbedrag moest worden betaald teneinde te voorkomen dat het beeldmateriaal zou worden doorgestuurd. De meeste slachtoffers betaalden als gevolg van de afdreiging in eerste instantie ongeveer 600 euro op een rekeningnummer van een katvanger. Soms gevolgd door een extra betaling van 1200 euro of meer.
Op 12 juni 2019 werd onderzoek [naam 4] na drie aangiftes gestart. Op 12 december 2019 is de verdachte in dat onderzoek aangehouden. Zijn voorlopige hechtenis is geschorst met ingang van 24 januari 2020. Ter terechtzitting van 16 januari 2024 is de voorlopige hechtenis opgeheven.
De verdenking tegen de verdachte is voornamelijk gebaseerd op de inhoud van berichten van telefoons die aan hem worden toegeschreven. De verdachte heeft aanvankelijk gezwegen. Tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft hij de feiten ontkend. Hij heeft verklaard niet de gebruiker te zijn geweest van voornoemde telefoons.

4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zaaksdossier 29 (met slachtoffer [slachtoffer 2] ) en zaaksdossier 37 (met slachtoffer [slachtoffer 4] ), omdat niet is voldaan aan het klachtvereiste.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig de officier van justitie, verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zaaksdossiers 29 en 37.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Afdreiging is een absoluut klachtdelict, wat betekent dat de feiten in deze zaak uitsluitend op klacht vervolgbaar zijn. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte alleen kan worden vervolgd wegens afdreiging als de betreffende aangever ook kenbaar heeft gemaakt dat hij wil dat de verdachte wordt vervolgd. De achtergrond hiervan is dat vervolging van de verdachte voor het slachtoffer vervelend of pijnlijk kan zijn, bijvoorbeeld omdat een strafproces algemene bekendheid met zich mee kan brengen van zaken die zich in de (intieme) privésfeer hebben voorgedaan. Op grond van artikel 66 lid 1 jo. 318 lid 3 Wetboek van Strafrecht kan de klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Als de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennisgenomen van het gepleegde delict, stuit de vervolging daarop af. Deze termijn voorkomt dat de klachtgerechtigde een wettelijk zwaard in handen wordt gegeven, waarvan hij gedurende de hele verjaringstermijn gebruik zou kunnen maken. De macht van de klachtgerechtigde om te bepalen of de verdachte wordt vervolgd is dus in de tijd begrensd. Wanneer de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, is de officier van justitie toch ontvankelijk in de vervolging. In dat geval zal van de wens tot vervolging binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken (HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2242). Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 1994 (LJN ZC8448, NJ 1994/278) volgt dat vervolging zonder formele klacht ook mogelijk is als op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Daarbij mogen, zo volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:13), ook omstandigheden worden meegewogen die zich ná deze termijn hebben voorgedaan, nu deze in feite een bevestiging opleveren van de omstandigheid dat die wens er eerder (en tijdig) al was.
De rechtbank zal, mede gelet op het voorgaande, in navolging van de officier van justitie en de raadsvrouw, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van feit 2
voor zover dit zaaksdossiers 29 (met slachtoffer [slachtoffer 2] ) en 37 (met slachtoffer [slachtoffer 4] ) betreft. Voor die zaken geldt dat de klacht niet of niet tijdig is ingediend, terwijl het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat de slachtoffers vervolging wensten.

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte primair vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet de gebruiker is geweest van de telefoonnummers die door het openbaar ministerie aan hem worden toegeschreven (‘discutabele telefoonnummers’), te weten: [nummer 1] en [nummer 2] . De uitkomsten van het onderzoek naar de historische verkeersgegevens, waarin de locatie van het (niet bestreden) telefoonnummer van de verdachte en één van de discutabele telefoonnummers zijn vergeleken, zijn minder eenduidig dan deze zijn gepresenteerd. De mogelijkheid blijft bestaan dat iemand anders de gebruiker was van de discutabele telefoonnummers. Op nagenoeg dezelfde momenten straalden de telefoons vaak masten aan in verschillende steden. De raadsvrouw heeft een viertal voorbeelden genoemd in haar pleitnota en één in dupliek. De naam [naam 5] is volgens de raadsvrouw evenmin uniek in de omgeving Delft. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat er alleen voldoende wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van de zaak betreffende slachtoffer [slachtoffer 1] , in die zin dat de gebruiker van het discutabele nummer zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Overwegingen met betrekking tot telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2]
Het dossier bevat, zo erkent de verdediging, belastende berichten tussen medeverdachte [naam 3] en de gebruiker van telefoonnummer [nummer 1] (in de telefoon van [naam 3] opgeslagen als contact ‘ [naam 5] ’) en telefoonnummer [nummer 2] . Uit de telefoon van [naam 3] blijkt dat hij op 5 augustus 2019 een appbericht krijgt van telefoonnummer [nummer 2] met contactnaam ‘ [naam 5] ’, inhoudende: “dit is me nieuwe nr”.
De verdachte heeft ontkend dat hij de gebruiker is geweest van deze telefoonnummers. Wel heeft hij erkend de gebruiker te zijn (geweest) van telefoonnummer [nummer 3] .
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019 (nummer 272), waarin de conclusie is getrokken dat de verdachte hoogstwaarschijnlijk gebruik maakt van het telefoonnummer [nummer 1] . Hieraan ligt ten grondslag dat:
- telefoonnummer [nummer 1] in de contacten van [naam 3] staat opgeslagen als [naam 5] ,
- de gebruiker van telefoonnummer [nummer 1] volgens de berichten met [naam 3] in Delft woont,
- [naam 3] ook een facebook-contact genaamd “ [naam 5] ” heeft, dat kennelijk van de verdachte is,
- de verdachte een keer is aangehouden met medeverdachte [naam 1] ,
- telefoonnummer [nummer 1] in de periode van 1 mei tot 18 november 2019 lijkt mee te bewegen met telefoonnummer [nummer 3] (bijvoorbeeld op 30 mei, 21 juni en 18 juli 2019 in Amsterdam, op 7, 8 en 20 juni en 16 juli 2019 in Rijswijk, op 8 juni 2019 in Wateringen en in De Lier en op 16 juni 2019 in Zoetermeer) en beide nummers nagenoeg elke ochtend en avond een zendmast in Delft aanstralen.
Op 25 mei 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte de officier van justitie om een completer beeld van de resultaten van de historische verkeersgegevens met betrekking tot de telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 3] verzocht.
In antwoord daarop is een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2020 (nummer 405) opgemaakt met de bevindingen van de historische verkeersgegevens van telefoonnummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] . De conclusie van dit proces-verbaal luidt dat:
• telefoonnummers [nummer 3] en [nummer 1] zich in geen enkel geval op eenzelfde moment in een andere stad bevonden, met uitzondering van de periode tussen 1 en 5 juni 2019 en 25 juni en 4 juli 2019 (waarin [nummer 3] zich in het buitenland bevond en [nummer 1] in Nederland),
• telefoonnummers [nummer 3] en [nummer 1] nagenoeg alle dagen in de ochtend en avond zendmasten hebben aangestraald rondom de woning van de verdachte,
• telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 3] zich in geen geval op eenzelfde moment in een andere stad bevonden,
• telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 3] , op de dagen dat deze in de ochtend en avond aanstonden, zendmasten hebben aangestraald rondom de woning van de verdachte en
• telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 1] in de periode dat deze beide actief waren (namelijk van 3 tot en met 8 augustus 2019) op een aantal momenten exact dezelfde mast rondom de woning van de verdachte hebben aangestraald en zich in die periode in geen enkel geval in een andere stad op eenzelfde moment bevonden.
Het proces-verbaal maakt melding van een bijlage, zijnde een overzicht van de historische verkeersgegevens van telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 3] . Dit overzicht maakt geen onderdeel uit van het dossier en is kennelijk alleen naar de raadsvrouw van de verdachte gestuurd.
Bij pleidooi op 16 januari 2024 heeft de raadsvrouw van de verdachte medegedeeld dat zij zelf onderzoek heeft verricht, althans heeft laten verrichten, in de digitaal aangeleverde historische gegevens. Het originele bestand (dat gelet op de inhoud kennelijk ook betrekking heeft op telefoonnummer [nummer 2] ) heeft zij gekopieerd naar een tweede tabblad, met daarop de ‘uitzonderingen op een rij’, na verwijdering van volgens haar irrelevante gegevens, toepassing van een gecombineerd filter en toevoeging van een kolom. Uit het tweede tabblad zou volgens haar blijken dat de conclusies in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2020 niet kloppen, voornamelijk omdat telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] op meerdere momenten op nagenoeg dezelfde tijdsmomenten zendmasten in andere steden hebben aangestraald in vergelijking tot telefoonnummer [nummer 3] , waardoor het waarschijnlijker is dat de verdachte en de gebruiker(s) van telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] niet een en dezelfde persoon zijn.
De rechtbank zal bij het bespreken van het verweer uitgaan van de (aangepaste) gegevens die de raadsvrouw heeft verstrekt, ook omdat daarbij het brondocument is aangeleverd en geen verschillen ten opzichte van het brondocument zijn opgemerkt.
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi vier voorbeelden genoemd:
1. Het aanstralen van de zendmast aan de Lierseweg 15 te Wateringen op 8 juli 2019 om 17:27:12 uur zou niet te rijmen zijn met het aanstralen van de zendmast aan de Lotsweg 2 te Den Hoorn om 17:27:15 uur.
2. Het aanstralen van de zendmast aan de Butaanweg 1 te Vondelingenplaat op 21 juni 2019 om 16:41:22 uur zou niet te rijmen zijn met het aanstralen van de zendmast aan de Vlaardingerdijk 371 te Schiedam om 16:41:20 uur.
3. Het aanstralen van de zendmast aan de Zaagmolenstraat 2 te Leidschendam op 29 augustus 2019 om 22:17:45 uur zou niet te rijmen zijn met het aanstralen van de zendmast aan de Tiber 50 te Den Haag om 22:18:46 uur.
4. Het aanstralen van de zendmast aan de Churchilllaan 807 te Rijswijk op 7 september 2019 om 17:17:58 uur zou niet te rijmen zijn met het aanstralen van de zendmast aan de Lotsweg 2 te Den Hoorn om 17:18:17 uur.
In dupliek heeft de raadsvrouw nog een voorbeeld genoemd:
5. Het aanstralen van de zendmast aan de Veilingweg te De Lier op 8 juli 2019 om 21.43.28 uur zou niet te rijmen zijn met het aanstralen van de zendmast aan de Lotsweg 2 te Den Hoorn om 21.51.20 uur.
De rechtbank deelt niet de conclusie van de raadsvrouw, waarbij in aanmerking is genomen dat de hierboven genoemde zendmasten zich zonder uitzondering naast of in de buurt van een snelweg bevinden en de afstand via de snelweg kan worden afgelegd binnen de duur van het tijdsverschil.
De rechtbank heeft niet alleen de door de raadsvrouw genoemde voorbeelden in ogenschouw genomen, maar alle aangeleverde historische gegevens met een registratie via telefoonnummer [nummer 3] en een andere registratie van telefoonnummers [nummer 1] of [nummer 2] maximaal een half uur eerder of later.
De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat er geen onverklaarbare verschillen bestaan tussen twee registraties. Anders gezegd: eerder de overeenkomende locaties vallen op. Voor zover locaties van aangestraalde zendmasten verschillen, is dat te rijmen met het tijdsverschil tussen de registraties, met soms de kanttekening dat aangestraalde zendmasten direct naast of in de buurt van een snelweg staan, hetgeen een verklaring kan geven voor het aanstralen van verschillende zendmasten. Moeilijk te verklaren is wellicht het verschil van locaties op 5 juni 2019 om 14.03 (enerzijds [nummer 3] in Badhoevedorp en [nummer 1] in Delft). Daarbij kan echter de kanttekening worden gemaakt dat beide zendmasten zich in de buurt van de snelweg A4 bevinden en dat de dienst van [nummer 1] onbekend is en de duur van die registratie 14916 seconden (dus meer dan vier uur) betrof.
Kort en goed, hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de processen-verbaal met nummers 272 en 405. De verdachte heeft nagelaten een nadere verklaring te geven voor het feit dat twee telefoonnummers in de onderzochte periode veelvuldig met zijn eigen telefoonnummer meebewogen, bijvoorbeeld door een naam te noemen van een persoon dan wel personen die zich toen veelvuldig in zijn directe nabijheid bevonden en die mogelijk de gebruiker dan wel gebruikers van voornoemde nummers zouden kunnen zijn. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank er bij de beoordeling van het bewijs vanuit gaan dat niet alleen telefoonnummer [nummer 3] , maar ook de telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] bij niemand anders dan de verdachte in gebruik zijn geweest.
5.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze wettig en overtuigend zijn bewezen.
Feiten 1 en 2: oplichting en afdreiging
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten het volgende.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte de hem tenlastegelegde oplichting en afpersing heeft gepleegd. Die vraag moet naar het oordeel van de rechtbank bevestigend worden beantwoord.
Op 13 mei 2019 stuurde de verdachte aan [naam 3] onder meer ‘ik heb 1200 op die gedaan’ en ‘nee die andere was niet gelukt. die doe ik morgen of maandag’ (zaak 29). Dat zijn bewoordingen die erop duiden dat de verdachte degene is geweest die ervoor heeft gezorgd dat slachtoffers geld overmaakten.
Daarnaast heeft de verdachte op 28 mei 2019 om 00:59:08 uur een bericht gestuurd naar [naam 3] met de inhoud ‘er komt nu 6 barkie toevallig’ en om 00:59:51: ‘Maar er komt nog meer denk ik’. Twee minuten later, om 01:01 uur wordt het eerste bedrag van € 600,- overgemaakt door het slachtoffer [naam 6] , om 01:21 weer € 600,- en om 01:26 een bedrag van € 100,-. De verdachte wist dus al van tevoren dat er geld zou worden overgemaakt. Dat duidt op daderschap.
In zaaknummer 9 heeft de verdachte op vrijdag 7 juni 2019 een bericht gestuurd: Maandag 6 barkie op die ara. Dit komt overeen met de € 600,- die slachtoffer [naam 7] op maandag 10 juni 2019 heeft overgemaakt.
In zaaknummer 37 komen de bewoordingen en timing tussen enerzijds het whatsapp-gesprek waarin slachtoffer [slachtoffer 4] wordt afgeperst en anderzijds het gesprek tussen de verdachte en [naam 3] in sterke mate overeen. In het whatsapp-gesprek zegt het slachtoffer tegen degene die hem afperst op 8 augustus 2019 om 21:43 uur: ‘Deel 2 nu aan het doen’. Dat betreft het tweede deel van een betaling door het slachtoffer op de bankrekening van een katvanger. Op diezelfde dag om 21:46 uur bericht de verdachte aan [naam 3] : ‘die tweede deel komt nu’. Om 22:02 uur stuurt de verdachte aan [naam 3] vervolgens onder meer: ‘Komt nu missxhien nog 250 extra erbij dat het 3 doezoe wordt’. De afperser in het whatsapp-gesprek met het slachtoffer [slachtoffer 4] , bericht om 22:03 uur ‘ [naam 8] we zitten nu op een bedrag van €2750,- als je nu nog €250,- boekt zitten we op een mooi rond bedrag van €3000,- en kun je me blokkeren‘. De gesprekken laten naar het oordeel van de rechtbank een overduidelijke parallel zien, niet alleen qua timing, maar ook waar het gaat om bedragen en bewoordingen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte in zijn gesprek met [naam 3] al vooruitloopt op wat wordt gewisseld in het gesprek tussen de afperser en het slachtoffer [slachtoffer 4] .
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien leidt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de slachtoffers heeft opgelicht en afgeperst.
Bepaalde hierboven genoemde zaaknummers zijn niet tenlastegelegd of hebben betrekking op zaken waarin het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is. Dat staat er echter niet aan in de weg dat de gehele inhoud van het dossier, ook waar dat betrekking heeft op die zaaknummers, voor het bewijs kan worden gebezigd. Uit het dossier volgt een modus operandi die naar het oordeel van de rechtbank van toepassing is op alle zaken. Wat betreft de modus operandi verwijst de rechtbank naar de werkwijze die hieronder is opgenomen bij de bewijsoverwegingen ten aanzien van deelname aan een criminele organisatie.
Ten aanzien van feit 3: deelname aan een criminele organisatie
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht sprake als een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad bestaat, dat het plegen van misdrijven als oogmerk heeft. Dit samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels of doelstellingen, maar ook uit het bestaan van een zekere gelaagdheid en/of rolverdeling tussen de verschillende deelnemers. Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon en minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben. Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern. Ook is in dezen niet vereist dat alle personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie. Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel 'organisatie' en niet op 'deelneming', zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn.
Om van deelname aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene (ten minste) de wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Anderzijds moet de deelnemer wel een aandeel hebben in, dan wel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank zal aan de hand van het juridisch kader beoordelen of sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband, of de onderhavige organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en zo ja, of de verdachte heeft deelgenomen aan die criminele organisatie en in welke rol.
De gehanteerde bewijsmiddelen geven blijk van een specifieke werkwijze waarbij meerdere personen waren betrokken die elk een eigen rol vervulden.
Van de slachtoffers werd van tevoren informatie opgezocht, bijvoorbeeld op sociale media of andere open bronnen op het internet. Bijvoorbeeld wie hun familieleden, vrienden of collega’s waren. De slachtoffers, allen mannen die zich hadden aangemeld op een op erotisch contact gerichte dating- of chatsite, kregen contact met een vrouw, althans zo leek het. De vrouw stelde aan hen voor om erotische foto's en video’s met elkaar uit te wisselen. Wanneer zij dat hadden gedaan kregen zij bericht dat een geldbedrag moest worden betaald teneinde te voorkomen dat het beeldmateriaal zou worden doorgestuurd naar die vrienden, familieleden of collega’s. De van de vermeende vrouw afkomstige erotische foto’s betroffen in alle gevallen foto’s van één en dezelfde vrouw. Tevens valt in de gevoerde chatconversaties op dat de conversatie ongeveer hetzelfde verloop had en dat de “vrouw” zich bij verschillende slachtoffers van dezelfde uitlatingen en bewoordingen bediende. Ook valt op dat vrijwel direct nadat de slachtoffers erotisch beeldmateriaal van zichzelf hadden verstrekt de toon aan de zijde van de “vrouw” omsloeg en in alle gevallen in het kader van de afdreiging vrijwel exact dezelfde bewoordingen werden gebruikt. De meeste slachtoffers betaalden als gevolg van die afdreiging in eerste instantie ongeveer 600 euro op een rekeningnummer van een katvanger. Soms gevolgd door een extra betaling van 1200 euro.
Het geld dat werd verkregen door deze praktijken werd vrij snel (doorgaans binnen enkele minuten of uren) daarna contant opgenomen, al dan niet na doorboeking.
De rechtbank stelt vast dat de handelingen die gepaard gingen met de hierboven beschreven werkwijze gedurende een periode van in elk geval enkele maanden plaatsvond en een vergaande mate van samenwerking en coördinatie tussen meerdere personen vereiste. Uit de werkwijze blijkt ook van een zekere rolverdeling binnen de organisatie. Waar de een zich bezighield met de contacten met de slachtoffers waaronder het oplichten en afdreigen van de slachtoffers (zoals de rechtbank heeft geconcludeerd: onder meer de verdachte en Abdulhamid) en in het kader daarvan voorafgaand aan deze contacten nepaccounts aanmaakte en informatie over de slachtoffers inwon, hield de ander zich bezig met de afwikkeling van financiën (door de katvanger met een bankrekening te regelen en ervoor te zorgen dat het geboekte geld snel van de rekening werd gehaald). De rechtbank leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen (de gevoerde chatconversaties tussen de verdachten) af dat De Bruin en Ochtman zich bezighielden met deze laatste taak, de afwikkeling van de financiën. Het voorgaande duidt op een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie legde een duidelijke stelselmatigheid aan de dag gelet ook op het grote aantal slachtoffers, waarbij telkens dezelfde, hierboven beschreven werkwijze werd gehanteerd.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat er sprake is geweest van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van afdreiging, oplichting en witwassen en dat aan deze criminele organisatie – naast anderen – in elk geval hebben deelgenomen de verdachte, [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] . De verdachte heeft met zijn bij feiten 1 en 2 vastgestelde handelingen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van dat door de criminele organisatie voorgestane oogmerk tot het plegen van afdreiging, oplichting en witwassen.
Conclusie
Aldus is voldaan aan de gestelde vereisten voor het bestaan van een criminele organisatie en de betrokkenheid van de verdachte bij deze criminele organisatie. De rechtbank acht feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 11 mei 2019 tot en met 12 augustus 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van goederen en/of het ter beschikkingstellen van gegevens, te weten (pikante) foto's/video's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën, hebbende verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich op een seks- of datingsite of -app voorgedaan als vrouw en als vrouw contact gezocht met voornoemde personen en (vervolgens) (via whatsapp) meerdere pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën aan voornoemde personen gezonden en voornoemde personen (vervolgens) verzocht om pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën terug te sturen, waardoor voornoemde personen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of ter beschikkingstelling van gegevens;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 12 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van een geheim, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten één of meerdere geldbedrag(en) dat/die geheel of ten dele aan deze personen toebehoorden, hebbende verdachte en/of zijn mededaders (telkens) voornoemde personen bevolen één of meer geldbedragen te betalen, althans over te maken, om te voorkomen dat de eerder onder valse voorwendselen ontvangen (pikante) foto's/video's en/of afschriften van (pikante) chatgesprekken tussen verdachte en/of zijn mededaders en die personen door verdachte en/of zijn mededaders in de openbaarheid zouden worden gebracht door deze toe te sturen naar familieleden, vrienden, werkgevers en/of anderen;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 11 mei 2019 tot en met 12 augustus 2019 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten oplichting en/of afdreiging en/of witwassen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht wordt opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan voor de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een taakstraf. De raadsvrouw heeft hiertoe gewezen op de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede op de ruime overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM voor de afdoening van strafzaken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en afdreiging en deelname aan een criminele organisatie die het plegen van oplichting, afdreiging en witwassen tot oogmerk had. De organisatie hield zich kort gezegd bezig met sextortion, oftewel chantage middels seksueel getinte afbeeldingen. In een periode van meerdere maanden zijn meerdere mannen hier slachtoffer van geworden. De slachtoffers hadden zich aangemeld op een dating- of chatsite gericht op erotisch contact. De slachtoffers kregen contact met iemand die zich voordeed als een vrouw op zoek naar erotisch contact De vrouw stelde aan een slachtoffer voor om erotische foto's en video’s met elkaar uit te wisselen. Wanneer zij dat hadden gedaan ontvingen zij al snel een bericht dat een geldbedrag moest worden betaald teneinde te voorkomen dat het beeldmateriaal zou worden doorgestuurd naar met naam genoemde familieleden, vrienden en/of collega’s naar wie van tevoren nauwkeurig onderzoek was gedaan via social media en andere open bronnen op het internet. De verdachte heeft zich op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan de oplichtingen en afdreigingen van deze slachtoffers, door zich via voornoemde site voor te doen als vrouw en de slachtoffers vervolgens te bedreigen zodat zij zich gedwongen voelden geld over te maken. In het dossier bevinden zich enkele printscreens van door de verdachte gevoerde conversaties en te zien is dat er veel tijd en moeite in werden gestoken om de slachtoffers te misleiden. De verdachte vormde een belangrijke schakel in het geheel aan handelingen die nodig waren om de criminele organisatie succesvol te maken. Om het proces efficiënt te laten verlopen is het nodig dat het geld nadat dit door een slachtoffer naar de rekening van een katvanger was overgemaakt zo snel mogelijk contant wordt opgenomen. Dit alles vereiste een strakke organisatie waarbij de leden van de criminele organisatie vrijwel constant met elkaar in verbinding stonden.
De slachtoffers zijn op geraffineerde wijze bedreigd en misleid. Uit schaamte en/of angst werd nauwelijks op eigen initiatief tijdig aangifte gedaan van de afdreigingen en oplichtingen. De omstandigheid dat de verdachte tot voornoemde oplichtingen en afdreigingen in staat was en heeft deelgenomen aan een organisatie die in aanzienlijke mate gericht was op winstbejag ten koste van deze slachtoffers, is kwalijk en strafwaardig.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad d.d. 8 december 2023 van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, echter niet voor een soortgelijk feit.
Persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting heeft de verdachte met betrekking tot zijn huidige persoonlijke omstandigheden verklaard dat er inmiddels een hoop in zijn leven is veranderd. Hij werkt fulltime. Naast het onderhoudsbedrijf dat hij reeds had, heeft hij nu ook een autobedrijf dat hij in zijn eentje runt (garage en showroom). Verder heeft hij inmiddels een vaste relatie en is hij recent vader geworden van een dochtertje, hetgeen een grote impact op zijn leven heeft gehad. De verdachte en zijn partner zijn momenteel bezig met een koophuis.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de ernst van de feiten is als straf in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. De rechtbank ziet, gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest en mede in aanmerking genomen het tijdsverloop, waarbij tevens heeft te gelden dat de redelijke termijn in aanzienlijke mate is overschreden, geen aanleiding op dit moment nog een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die hoger is dan het reeds ondergane voorarrest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de feiten zijn gepleegd toen de verdachte relatief jong was en er gedurende de jaren die inmiddels zijn verstreken veel is veranderd in zijn leven.
Conclusie
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 134 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, passend en geboden.

9.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vorderingen
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.819,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag van € 1.819,40 in de zaak tegen [naam 3] .
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering van [slachtoffer 1] slechts tot een bedrag van € 600,- (hoofdelijk) toe te wijzen, nu deze voor het overige onvoldoende is onderbouwd. Voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 3] is deze volgens de raadsvrouw, bij een veroordeling voor het onderliggende feit, toewijsbaar.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1.
De vordering van [slachtoffer 3]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het onder 3 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde schadebedrag, te weten € 2.400,-.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 mei 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] .
9.4.2.
De vordering van [slachtoffer 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post materiële schade, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 600,00, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor zover het de post immateriële schade betreft niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd, in aanmerking genomen dat uit de bijlage blijkt dat de benadeelde partij (pas) in 2022 gesprekken met een psycholoog heeft gevoerd. Dit valt in beginsel niet te rijmen met de datum waarop de schade is ontstaan (30 mei 2019). De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 30 mei 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 mei 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

10.De inbeslaggenomen voorwerpen

10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) genoemde voorwerp, te weten een telefoontoestel merk BQ zal worden verbeurdverklaard.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van dit inbeslaggenomen voorwerp.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een telefoon (merk BQ), verbeurdverklaren. Dit voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 140, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 2 voor zover het betreft zaaksdossiers 29 en 37;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
134 (honderdvierendertig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 90 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN;
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten door benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij [slachtoffer 3] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de medeverdachte(n) de vordering deels of geheel aan benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen € 2.400,00‬, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen, waarbij de toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] en omgekeerd;
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 600,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten door benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij [slachtoffer 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer 1] dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat als de medeverdachte(n) de vordering deels of geheel aan benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen € 600,00‬, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen, waarbij de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] en omgekeerd;
ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen:
verklaart de inbeslaggenomen telefoon (merk BQ) die is opgenomen op de beslaglijst verbeurd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2024.