Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties.
2.De feiten
- Het CJIB heeft veroordeelde verscheidene malen gevraagd om een acceptabel afbetalingsvoorstel te overleggen dat in verhouding staat met het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit heeft veroordeelde niet gedaan.
- De veroordeelde heeft nimmer openheid gegeven richting het CJIB waar het wederrechtelijk verkregen voordeel gebleven is.
- Het CJIB heeft veroordeelde meerdere keren gelegenheden geboden om het bedrag van de ontnemingsmaatregel te voldoen, echter tot op heden heeft veroordeelde geen enkele betaling verricht.
- Het CJIB houdt er rekening mee dat (gedeelten van) het wederrechtelijk verkregen voordeel zich mogelijk in het buitenland bevindt.
- Het CJIB constateert, gelet op bovenstaande bevindingen, dat er bij veroordeelde een duidelijk zichtbaar patroon van betalingsonwil bestaat en daarom beschouwt het CJIB gijzeling als een laatste pressiemiddel om veroordeelde tot betaling te dwingen.
De rechtbank stelt voorop dat de raadkamerprocedure waarin op artikel 6:6:26 Sv gebaseerde verzoeken en vorderingen worden behandeld, niet is toegesneden op een omvangrijk en diepgaand feitenonderzoek. Hieruit vloeit voort dat het in het bijzonder op de weg van de verzoeker ligt om gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd aannemelijk te maken dat nu en in de toekomst bij de veroordeelde geen draagkracht aanwezig is en zal zijn om het te betalen bedrag te voldoen. Daarnaast dient veroordeelde inzicht te geven hoe zijn vermogenspositie thans is en hoe het in rechte vaststaande wederrechtelijk verkregen