ECLI:NL:RBDHA:2024:3222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
09.807943-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sextortion en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot oplichting en afdreiging

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak die draait om sextortion, waarbij de verdachte is beschuldigd van oplichting en afdreiging. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd beschuldigd van het misleiden van slachtoffers op dating- en chatsites door zich voor te doen als een vrouw. Gedurende de periode van 8 april 2019 tot en met 22 september 2019 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, meerdere mannen benaderd en hen gedwongen tot het verstrekken van geldbedragen en seksuele afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers onder druk werden gezet om geld over te maken, met de dreiging dat hun persoonlijke afbeeldingen openbaar gemaakt zouden worden. De verdachte heeft tijdens de zittingen een grotendeels bekennende verklaring afgelegd, maar ontkende de rol van afperser te hebben gespeeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van oplichting en afdreiging, evenals deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in enkele zaken wegens het ontbreken van tijdige klachten van de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/807943-19
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 15 en 16 januari 2024 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 27 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.T. Schrama naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 22 september 2019, te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a) [slachtoffer 1] (zaak 2.11) en/of
b) [slachtoffer 2] (zaak 2.15) en/of
c) [slachtoffer 3] (zaak 2.19) en/of
d) [slachtoffer 4] (zaak 2.23) en/of
e) [slachtoffer 5] (zaak 2.28) en/of
f) [slachtoffer 6] (zaak 2.29) en/of
g) [slachtoffer 7] (zaak 2.30) en/of
h) j) [slachtoffer 8] (zaak 36) en/of
i) [slachtoffer 9] (zaak 37) en/of
j) [slachtoffer 10] (zaak 38) en/of
k) [slachtoffer 11] (zaak 40) en/of
l) [slachtoffer 12] (zaak 42) en/of
m) [slachtoffer 13] (zaak 43),
heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meerdere (pikante) foto's/video's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich op een seks- of datingsite of -app voorgedaan als vrouw en/of als vrouw contact gezocht met voornoemde personen en/of
- (vervolgens) (via whatsapp) meerdere pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën naar voornoemde personen gezonden en/of
- voornoemde personen (vervolgens) verzocht om pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën terug te sturen, waardoor voornoemde personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of ter beschikkingstelling van gegevens;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 22 september 2019, te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens)door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van een geheim,
a) [slachtoffer 1] (zaak 2.11) en/of
b) [slachtoffer 2] (zaak 2.15) en/of
c) [slachtoffer 3] (zaak 2.19) en/of
d) [slachtoffer 4] (zaak 2.23) en/of
e) [slachtoffer 5] (zaak 2.28) en/of
f) [slachtoffer 6] (zaak 2.29) en/of
g) [slachtoffer 7] (zaak 2.30) en/of
h) j) [slachtoffer 8] (zaak 36) en/of
i) [slachtoffer 9] (zaak 37) en/of
j) [slachtoffer 10] (zaak 38) en/of
k) [slachtoffer 11] (zaak 40) en/of
l) [slachtoffer 12] (zaak 42) en/of
m) [slachtoffer 13] (zaak 43),
heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten één of meerdere geldbedrag(en) dat/die
geheel of ten dele aan deze personen of derden toebehoorden, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) voornoemde personen bevolen één of meer geldbedragen te betalen, althans over te maken, om te voorkomen dat de eerder onder valse voorwendselen ontvangen (pikante) foto's/video's en/of afschriften van (pikante) chatgesprekken tussen verdachte en/of zijn mededaders en die personen door hem, verdachte en/of zijn mededader(s), in de openbaarheid zouden worden gebracht door deze toe te sturen aan familieleden, vrienden, werkgevers en/of anderen;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 22 september 2019, te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, en/of te Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten oplichting en/of afdreiging en/of witwassen.

3.Inleiding

De zaak gaat over sextortion, oftewel chantage middels seksueel getinte afbeeldingen, waar over een periode van meerdere maanden meerdere mannen slachtoffer van zijn geworden. De slachtoffers hadden zich aangemeld op een dating- of chatsite die is gericht op erotisch contact. De slachtoffers kregen contact met iemand die zich voordeed als een vrouw die op zoek was naar erotisch contact. De vrouw stelde aan een slachtoffer voor om erotische foto's en video's met elkaar uit te wisselen. Wanneer zij dat hadden gedaan ontvingen zij al snel een bericht dat een geldbedrag moest worden betaald teneinde te voorkomen dat het beeldmateriaal zou worden doorgestuurd. De meeste slachtoffers betaalden als gevolg van de afdreiging in eerste instantie ongeveer 600 euro op een rekeningnummer van een katvanger. Soms gevolgd door een extra betaling van 1200 euro of meer.
Op 12 juni 2019 werd onderzoek THANOS41 na drie aangiftes gestart. Op 30 september 2019 is de verdachte in dat onderzoek aangehouden. Zijn voorlopige hechtenis is geschorst met ingang van 27 januari 2020. Ter terechtzitting van 16 januari 2024 is de voorlopige hechtenis opgeheven.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de verdachte, in tegenstelling tot daarvoor, een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de ten laste gelegde criminele organisatie, want daar was wel sprake van. De verdachte heeft bekend dat hij de rekeningen heeft geregeld waarop het geld zou worden gestort en dat hij wist op welke manier dat geld werd verkregen, maar dat hij daarin niet de rol van afperser/oplichter heeft gespeeld en dat hij geen contact met de aangevers heeft gehad.

4.4. De ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zaaksdossiers 28 (met slachtoffer [slachtoffer 5] ), 29 (met slachtoffer [slachtoffer 6] ), 36 (met slachtoffer [slachtoffer 8] ), 37 (met slachtoffer [slachtoffer 9] ), 38 (met slachtoffer [slachtoffer 10] ), 40 (met slachtoffer [slachtoffer 11] ) en 43 (met slachtoffer [slachtoffer 13] ), omdat niet is voldaan aan het klachtvereiste. In deze zaken is geen (dan wel te laat) aangifte gedaan en/of ontbreekt een (tijdig gedane) klacht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in zaakdossier 42 (met slachtoffer [slachtoffer 12] ) weliswaar een klacht ontbreekt, maar dat uit de aangifte voldoende blijkt dat de aangever wenste dat er vervolging zou plaatsvinden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de officier van justitie, verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zaaksdossiers 28, 29, 36, 37, 38, 40 en 43.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Afdreiging is een absoluut klachtdelict, hetgeen betekent dat de feiten in deze zaak uitsluitend op klacht vervolgbaar zijn. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte alleen kan worden vervolgd voor afdreiging als de betreffende aangever ook kenbaar heeft gemaakt dat hij wil dat de verdachte wordt vervolgd. De achtergrond hiervan is dat vervolging van de verdachte voor het slachtoffer vervelende of pijnlijke gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld omdat een strafproces algemene bekendheid met zich mee kan brengen van zaken die zich in de (intieme) privésfeer hebben voorgedaan. Op grond van artikel 66 lid 1 jo. 318 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht kan de klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Als de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennisgenomen van het gepleegde delict, stuit de vervolging daarop af. Deze termijn voorkomt dat de klachtgerechtigde een wettelijk zwaard in handen wordt gegeven, waarvan hij gedurende de hele verjaringstermijn gebruik zou kunnen maken. De macht van de klachtgerechtigde om te bepalen of de verdachte wordt vervolgd is dus in de tijd begrensd. Wanneer de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, is de officier van justitie toch ontvankelijk in de vervolging. In dat geval zal van de wens tot vervolging binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken (HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2242). Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 1994, LJN ZC8448, NJ 1994/278, volgt dat vervolging zonder formele klacht ook mogelijk is als op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Daarbij mogen, zo volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:13, ook omstandigheden worden meegewogen die zich ná deze termijn hebben voorgedaan, nu deze in feite een bevestiging opleveren van de omstandigheid dat die wens er eerder (en tijdig) al was.
De rechtbank zal, mede gelet op het voorgaande, in navolging van de officier van justitie en de raadsman, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van feit 2 voor zover dit zaaksdossiers 28, 29, 36, 37, 38, 40 en 43 betreft. Voor die zaken geldt dat de klacht niet of niet tijdig is ingediend, terwijl het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat de slachtoffers vervolging wensten.
Met betrekking tot zaaksdossier 42 overweegt de rechtbank als volgt. De aangifte van [slachtoffer 12] heeft betrekking op een afpersing die zou hebben plaatsgevonden op 15 juli 2019. Op dezelfde dag heeft hij aangifte gedaan. In de aangifte staat dat [slachtoffer 12] heeft verzocht om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en dat hij alle informatie die hij heeft ter beschikking zal stellen ten behoeve van het politieonderzoek. Ook staat in de aangifte dat [slachtoffer 12] de schade wil verhalen op de verdachte en op de hoogte wil worden gehouden van de voortgang van het onderzoek. Op 15 januari 2020 heeft [slachtoffer 12] alsnog een klacht ingediend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 12] vervolging heeft gewenst en dat die wens er al lag toen hij aangifte deed.

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1. De raadsman heeft daartoe gesteld dat de verdachte ontkent dat hij zich heeft beziggehouden met de ten laste gelegde oplichtingshandelingen. Het dossier biedt hiervoor evenmin aanknopingspunten. Zo blijkt uit de WhatsApp-gesprekken niet dat hij zich hiermee bezighield en evenmin uit (historische) gegevens met betrekking tot de bij die oplichtingshandelingen gebruikte telefoonnummers.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de zaken 11 ( [slachtoffer 1] ), 15 ( [slachtoffer 2] ), 19 ( [slachtoffer 3] ), 23 ( [slachtoffer 4] ), 30 ( [slachtoffer 7] ), (subsidiair) 29 ( [slachtoffer 6] ) en (subsidiair) 43 [slachtoffer 13] . De raadsman komt tot de conclusie dat alleen zaak 42 ( [slachtoffer 12] ) bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve voor wat betreft de periode. De raadsman heeft verzocht de periode te beperken tot 17 mei 2019 tot en met 22 september 2019.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Partieel vrijspraak feit 1 (oplichting)
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit voor zover het de zaken 11 ( [slachtoffer 1] ), 29 ( [slachtoffer 6] ), 30 ( [slachtoffer 7] ), 38 ( [slachtoffer 10] ) en 43 ( [slachtoffer 13] ) betreft niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zaak 11 ( [slachtoffer 1] ) dat er geen bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte bij de oplichting (in juni 2019) betrokken is geweest.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zaak 29 ( [slachtoffer 6] ) dat er geen bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte bij deze oplichting betrokken is geweest. De naam van de verdachte wordt weliswaar genoemd aan het begin van het relaas, maar komt niet terug in de daarna besproken, onderliggende, stukken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zaak 30 ( [slachtoffer 7] ) dat de verdachte niet te linken is aan deze zaak. De naam van de verdachte komt niet in dit dossier voor.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zaak 38 ( [slachtoffer 10] ) dat zich geen verklaring van [slachtoffer 10] in het dossier bevindt. Voor de reden dat er van de bankrekening van [slachtoffer 10] geld is overgemaakt zijn, in het licht van de verdere inhoud van het dossier, weliswaar aanwijzingen aanwezig, maar zonder de verklaring van [slachtoffer 10] zelf acht de rechtbank deze onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zaak 43 ( [slachtoffer 13] ) dat er geen bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte bij de oplichting betrokken is geweest.
5.3.2.
Partieel vrijspraak feit 2 (afdreiging)
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit voor zover het de zaak 30 ( [slachtoffer 7] ) betreft niet wettig en overtuigend zijn bewezen, omdat de naam van de verdachte niet in dit zaaksdossier voorkomt en hij dus niet te linken is aan deze zaak.
5.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
Feiten 1 en 2: oplichting en afdreiging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zich via medeverdachte [medeverdachte 1] bezighield met het verkrijgen van bankrekeningnummers waarop het geld door slachtoffers kon worden gestort. Vervolgens liet de verdachte aan [medeverdachte 1] weten wanneer geld werd overgemaakt, zodat het geld zo snel mogelijk van de bankrekening kon worden afgehaald.
Dit blijkt bijvoorbeeld uit een wisseling van berichten van de verdachte met [medeverdachte 1] op 16 en 17 september 2019, betreffende de zaak van slachtoffer [slachtoffer 4] . Op 16 september 2019 wil de verdachte rekeningnummers hebben van [medeverdachte 1] (‘Stuur me effe al die reks’). Vervolgens verstuurt [medeverdachte 1] onder meer een rekeningnummer bij de Rabobank. Daarop vraagt de verdachte: ‘Je stuurt me alleen rabs en weeet je zeker datie nummer klopt?’ Daarop antwoordt [medeverdachte 1] bevestigend. Na middernacht, op 17 september 2019, verstuurt de verdachte aan [medeverdachte 1] het volgende bericht: ‘Yoo. 7 afoe. Op di rabs.’ De rechtbank begrijpt dit bericht zo dat de verdachte aan [medeverdachte 1] laat weten dat er € 750,00 is gestort op het rekeningnummer bij de Rabobank. Uit onderzoek naar het betreffende rekeningnummer is gebleken dat het slachtoffer [slachtoffer 4] op 16 september 2019 om 22:12 uur een bedrag van € 750,00 heeft overgemaakt. Uit de aangifte van [slachtoffer 4] blijkt dat hij dit geld heeft overgemaakt nadat hij was afgeperst.
Dat de verdachte betrokken is geweest bij de gang van zaken nadat het geld werd overgemaakt door slachtoffers, de financiële afhandeling, heeft hij zelf op de terechtzitting ook verklaard. De vervolgvraag is of de verdachte daarnaast zelf de slachtoffers heeft opgelicht en afgeperst.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Uit verschillende berichten van de verdachte aan [medeverdachte 1] leidt de rechtbank af dat de verdachte degene is geweest die ervoor zorgde dat er geld werd overgemaakt door de slachtoffers. Dit blijkt uit de bewoordingen die de verdachte gebruikte. De volgende berichten van de verdachte aan [medeverdachte 1] maken dat duidelijk:
  • ‘ja 6 barki ga ik probeer’ en ‘ik ga proberen nog 6’ (zaaknummer 11);
  • ‘hij moet nu al bij die muur staan alvast’ en ‘dan ga ik derest gooien’ (zaaknummer 16);
  • ‘ik heb gegooid’ (zaaknummer 26);
  • ‘stuur ik kan nig 750 droppen’, ‘anders drop ik op iemand anders’ en ‘of moet ik op die ene doen weer laatste gwn’ (zaaknummer 28);
  • ‘kan ik meer gooie of wat’ (zaaknummer 32);
  • ‘dan doe ik nog 750’ (zaaknummer 37).
Ook de timing van de berichten die de verdachte aan [medeverdachte 1] heeft verzonden, duidt op oplichting en afpersing door de verdachte zelf.
  • In zaaknummer 26 verstuurt de verdachte op 17 augustus om 02:00 uur in de nacht aan [medeverdachte 1] : ‘Nu werk. Op die ora. 7 afoe. Yoooo’. Dit bedrag, € 750,00, is op 17 augustus om 02:06 uur in de nacht door het slachtoffer Ophoff overgemaakt.
  • In zaaknummer 36 worden door slachtoffer [slachtoffer 8] verschillende bedragen gestort op de rekening van een katvanger. [slachtoffer 8] heeft onder meer op 17 september 2019 om 21:02 uur een bedrag van € 500,00 overgemaakt en om 21:22 uur een bedrag van € 250,00. De verdachte heeft op die dag verschillende SMS-berichten verzonden aan [medeverdachte 1] , waaronder om 21:04:58 uur een bericht met de tekst ‘Nog 5’ en om 21:23:49 uur ‘Nog 2 afoe’.
Deze berichten van de verdachte aan [medeverdachte 1] aangaande geldbedragen, zijn verzonden vóór of vlak na het moment dat de bedragen daadwerkelijk door slachtoffers zijn overgemaakt. De verdachte wist dus nagenoeg meteen of zelfs al van tevoren dat er geld werd overgemaakt door slachtoffers. Dat duidt op daderschap door de verdachte.
Tot slot zijn op de telefoon van de verdachte printscreens aangetroffen van de Facebookpagina’s van de partners van de slachtoffers [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] .
De modus operandi hield onder meer in dat druk op slachtoffers werd uitgeoefend door namen van partners, familie en vrienden van de slachtoffers op te zoeken. Uit het dossier blijkt dat in sommige gevallen, om extra druk uit te oefenen, door de afperser via Facebook een bericht werd verzonden aan de partner van het slachtoffer. Uit deze printscreens op de telefoon van de verdachte kan worden opgemaakt dat de verdachte meer deed dan alleen het regelen van bankrekeningnummers; informatie van partners van slachtoffers is daarvoor immers niet nodig.
Het bovenstaande, te weten de bewoordingen, de timing van de berichten en de aangetroffen printscreens op de telefoons van de verdachte, leiden de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte degene is geweest die zich voordeed als iemand anders en de slachtoffers, na het verkrijgen van gevoelig materiaal veelal bestaande uit naaktfoto’s, heeft afgeperst.
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar wist van de afpersing en afdreiging, maar dat anderen zich bezighielden met het oplichten en afpersen van slachtoffers. De printscreens zijn volgens de verdachte via een groepschat op zijn telefoon terechtgekomen. De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk. In de eerste plaats blijkt wat de verdachte heeft verklaard op geen enkele wijze uit het dossier en kan zijn voorstelling van zaken geenszins worden geverifieerd. Daar komt bij dat de verklaring van de verdachte ook niet strookt met de inhoud van zijn berichten, waarin hij meerdere keren laat weten dat hij degene is die ‘6 barki gaat proberen’ of ‘gaat gooien’.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank verder af dat er sprake was van een samenwerking. Daarom acht de rechtbank medeplegen bewezen.
Bepaalde hierboven genoemde zaaknummers zijn niet tenlastegelegd of hebben betrekking op zaken waarin het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is. Dat staat er echter niet aan in de weg dat de gehele inhoud van het dossier, ook waar dat betrekking heeft op die zaaknummers, voor het bewijs kan worden gebezigd. Uit het dossier volgt een modus operandi die naar het oordeel van de rechtbank van toepassing is op alle zaken. Wat betreft de modus operandi verwijst de rechtbank naar de werkwijze die hieronder is opgenomen bij de bewijsoverwegingen ten aanzien van deelname aan een criminele organisatie.
Feit 3: deelname aan een criminele organisatie
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht sprake als een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad bestaat, dat het plegen van misdrijven als oogmerk heeft. Dit samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels of doelstellingen, maar ook uit het bestaan van een zekere gelaagdheid en/of rolverdeling tussen de verschillende deelnemers. Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon en minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben. Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern. Ook is in dezen niet vereist dat alle personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie. Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel 'organisatie' en niet op 'deelneming', zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn.
Om van deelname aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene (ten minste) de wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Anderzijds moet de deelnemer wel een aandeel hebben in, dan wel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank zal aan de hand van het juridisch kader beoordelen of sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband, of de onderhavige organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en zo ja, of de verdachte heeft deelgenomen aan die criminele organisatie en in welke rol.
De gehanteerde bewijsmiddelen geven blijk van een specifieke werkwijze waarbij meerdere personen waren betrokken die elk een eigen rol vervulden.
Van de slachtoffers werd van tevoren informatie opgezocht, bijvoorbeeld op sociale media of andere open bronnen op het internet. Bijvoorbeeld wie hun familieleden, vrienden of collega’s waren. De slachtoffers, allen mannen die zich hadden aangemeld op een op erotisch contact gerichte dating- of chatsite, kregen contact met een vrouw, althans zo leek het. De vrouw stelde aan hen voor om erotische foto's en video's uit te wisselen. Wanneer zij dat deden kregen zij bericht dat een geldbedrag moest worden betaald teneinde te voorkomen dat het beeldmateriaal zou worden doorgestuurd naar die vrienden, familieleden of collega’s. De van de vermeende vrouw afkomstige erotische foto’s betroffen in alle gevallen foto’s van één en dezelfde vrouw. Tevens valt in de gevoerde chatconversaties op dat de conversatie ongeveer hetzelfde verloop had en dat de “vrouw” zich bij verschillende slachtoffers van dezelfde uitlatingen en bewoordingen bediende. Ook valt op dat vrijwel direct nadat de slachtoffers erotisch beeldmateriaal van zichzelf hadden verstrekt de toon aan de zijde van de “vrouw” omsloeg en dat in alle gevallen in het kader van de afdreiging vrijwel exact dezelfde bewoordingen werden gebruikt. De meeste slachtoffers betaalden als gevolg van die afdreiging in eerste instantie ongeveer 600 euro op een rekeningnummer van een katvanger. Soms gevolgd door een extra betaling van 1200 euro of meer.
Het geld dat werd verkregen door deze praktijken werd vrij snel (doorgaans binnen enkele minuten of uren) daarna contant opgenomen, al dan niet na doorboeking.
De rechtbank stelt vast dat de handelingen die gepaard gingen met de hierboven beschreven werkwijze gedurende een periode van in elk geval enkele maanden plaatsvond en een vergaande mate van samenwerking en coördinatie tussen meerdere personen vereiste. Uit de werkwijze blijkt ook van een zekere rolverdeling binnen de organisatie. Waar de een zich bezighield met de contacten met de slachtoffers waaronder het oplichten en afdreigen van de slachtoffers (zoals de rechtbank heeft geconcludeerd: onder meer [slachtoffer 14] en in het kader daarvan voorafgaand aan deze contacten nepaccounts aanmaakte en informatie over de slachtoffers inwon, hield de ander zich bezig met de afwikkeling van financiën (door de katvanger met een bankrekening te regelen en ervoor te zorgen dat het geboekte geld snel van de rekening werd gehaald). De rechtbank leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen (de gevoerde chatconversaties tussen de verdachten) af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich bezighielden met deze laatste taak, de afwikkeling van de financiën. Het voorgaande duidt op een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie legde een duidelijke stelselmatigheid aan de dag gelet ook op het grote aantal slachtoffers, waarbij telkens dezelfde, hierboven beschreven werkwijze werd gehanteerd.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat er sprake is geweest van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van afdreiging, oplichting en witwassen en dat aan deze criminele organisatie – naast anderen – in elk geval hebben deelgenomen de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . De verdachte heeft met zijn bij feiten 1 en 2 vastgestelde handelingen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van dat door de criminele organisatie voorgestane oogmerk tot het plegen van afdreiging, oplichting en witwassen.
Conclusie
Aldus is voldaan aan de gestelde vereisten voor het bestaan van een criminele organisatie en de betrokkenheid van de verdachte bij deze criminele organisatie. De rechtbank acht feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van
15 juli 2019 tot en met 17 september 2019in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van goederen en/of het ter beschikkingstellen van gegevens, te weten (pikante) foto's/video's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën, hebbende verdachte en/of zijn mededaders toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich op een seks- of datingsite of -app voorgedaan als vrouw en als vrouw contact gezocht met voornoemde personen en (vervolgens) (via whatsapp) meerdere pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën aan voornoemde personen gezonden en voornoemde personen (vervolgens) verzocht om pikante foto's en/of seksueel getinte opmerkingen/berichten/fantasieën terug te sturen, waardoor voornoemde personen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of ter beschikkingstelling van gegevens;
2.
hij op tijdstippen in de periode van
15 juli 2019 tot en met 16 september 2019in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van een geheim, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 12] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten één of meerdere geldbedrag(en) dat/die geheel of ten dele aan deze personen toebehoorden, hebbende verdachte en/of zijn mededaders (telkens) voornoemde personen bevolen één of meer geldbedragen te betalen, althans over te maken, om te voorkomen dat de eerder onder valse voorwendselen ontvangen (pikante) foto's/video's en/of afschriften van (pikante) chatgesprekken tussen verdachte en/of zijn mededaders en die personen door verdachte en/of zijn mededaders in de openbaarheid zouden worden gebracht door deze toe te sturen naar familieleden, vrienden, werkgevers en/of anderen;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 11 mei 2019 tot en met 22 september 2019 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten oplichting en/of afdreiging en/of witwassen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd inhoudende dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan voor de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede op de ruime overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM voor de afdoening van strafzaken. Tegen de oplegging van een (aanvullende) voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en afdreiging en deelname aan een criminele organisatie die het plegen van oplichting, afdreiging en witwassen tot oogmerk had. De organisatie hield zich kort gezegd bezig met sextortion, oftewel chantage middels seksueel getinte afbeeldingen. In een periode van meerdere maanden zijn meerdere mannen hier slachtoffer van geworden. De slachtoffers hadden zich aangemeld op een dating- of chatsite gericht op erotisch contact. De slachtoffers kregen contact met iemand die zich voordeed als een vrouw op zoek naar erotisch contact. De vrouw stelde aan een slachtoffer voor om erotische foto's en video’s met elkaar uit te wisselen. Wanneer zij dat hadden gedaan ontvingen zij al snel een bericht dat een geldbedrag moest worden betaald teneinde te voorkomen dat het beeldmateriaal zou worden doorgestuurd naar met naam genoemde familieleden, vrienden en/of collega’s naar wie tevoren nauwkeurig onderzoek was gedaan via social media en andere open bronnen op het internet. De verdachte heeft zich op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan de oplichtingen en afdreigingen van deze slachtoffers, door zich via voornoemde site voor te doen als vrouw en de slachtoffers vervolgens te bedreigen zodat zij zich gedwongen voelden geld over te maken. In het dossier bevinden zich enkele print-screens van door de verdachte gevoerde conversaties en te zien is dat er veel tijd en moeite in werden gestoken om de slachtoffers te misleiden. De verdachte vormde een belangrijke schakel in het geheel aan handelingen die nodig waren om de criminele organisatie succesvol te maken. Om het proces efficiënt te laten verlopen is het nodig dat het geld nadat dit door een slachtoffer naar de rekening van een katvanger was overgemaakt zo snel mogelijk contant wordt opgenomen. Dit alles vereiste een strakke organisatie waarbij de leden van de criminele organisatie vrijwel constant met elkaar in verbinding stonden.
De slachtoffers zijn op geraffineerde wijze bedreigd en misleid. Uit schaamte en/of angst werd nauwelijks op eigen initiatief tijdig aangifte gedaan van de afdreigingen en oplichtingen. De omstandigheid dat de verdachte tot voornoemde oplichtingen en afdreigingen in staat was en heeft deelgenomen aan een organisatie die in aanzienlijke mate gericht was op winstbejag ten koste van deze slachtoffers, is kwalijk en strafwaardig.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad d.d. 8 december 2023 van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 2 oktober 2019 over de verdachte, waarvan de inhoud inmiddels achterhaald is.
Persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting heeft de verdachte met betrekking tot zijn huidige persoonlijke omstandigheden verklaard dat er inmiddels een hoop in zijn leven is veranderd. Hij houdt zich samen met zijn neef bezig met schoonmaakwerk en verdient daar goed mee. Hij is naar Delft verhuisd waardoor hij zijn oude sociale contacten achter zich heeft gelaten. Daarnaast is hij getrouwd en is hij vader geworden van een dochter. Hij is veel gelukkiger en wil het leven dat hij inmiddels heeft opgebouwd niet kwijt.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de ernst van de feiten is als straf in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. De rechtbank ziet, gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest en mede in aanmerking genomen het tijdsverloop, waarbij tevens heeft te gelden dat de redelijke termijn in aanzienlijke mate is overschreden, geen aanleiding op dit moment nog een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die hoger is dan het reeds ondergane voorarrest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de feiten zijn gepleegd toen de verdachte relatief jong was en er gedurende de jaren die inmiddels zijn verstreken veel is veranderd in zijn leven.
Conclusie
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, passend en geboden.

9.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vorderingen
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] gesteld psychische schade te hebben geleden, maar hij heeft daarbij geen bedrag genoemd.
[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 15] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.819,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 16] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat voor € 600,- uit materiële schade en voor € 1.800,- uit immateriële schade.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] heeft de officier van justitie geconcludeerd dat die moeten worden toegewezen in de zaak tegen [medeverdachte 1] .
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De rechtbank begrijpt het verzoek van de raadsman zo, dat de benadeelde partij Keijzers niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering voor zover deze ziet op de aanschaf van bloeddrukpillen, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende zou zijn onderbouwd.
Tevens dient de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, aangezien van enige betrokkenheid van de verdachte bij dit zaaksdossier geen sprake zou zijn.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 15] is geen verweer gevoerd.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1.
De vordering van [slachtoffer 2]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. De vordering is voldoende onderbouwd voor zover het betreft het geldbedrag van € 600,- dat hij heeft overgemaakt.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 600,00, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 augustus 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 augustus 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van M. Keijzers.
9.4.2.
De vordering van [slachtoffer 7]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De verdachte wordt – voor zover het dit zaaksdossier betreft – partieel van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
Nu de betrokkenheid van de verdachte onvoldoende kan worden vastgesteld bij het zaaksdossier dat betrekking heeft op [slachtoffer 7] , kan evenmin worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het ten laste van de verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.3.
De vorderingen van [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16]
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.
Nu de betrokkenheid van de verdachte onvoldoende kan worden vastgesteld bij de zaaksdossiers die dat betrekking hebben op [slachtoffer 15] en Verhoef, kan niet worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks materiële schade hebben geleden door het ten laste van de verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partijen kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.De inbeslaggenomen voorwerpen

10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 2 (Apple iPhone kleur wit/roze) en 4 (Apple iPhone kleur zilver) genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, kort gezegd: twee iPhones, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 140, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 2 voor zover het betreft zaaksdossiers 28, 29, 36, 37, 38, 40 en 43;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 90 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN;
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 600,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten door benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij Keijzers begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat benadeelde partij Keijzers dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat als de medeverdachte(n) de vordering deels of geheel aan benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft betaald, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen € 600,00‬, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen, waarbij de toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij Keijzers en omgekeerd;
ten aanzien van benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] :
verklaart benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
bepaalt dat deze benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen;
ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen:
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
Apple iPhone (barsten in scherm, wit/rose);
Apple iPhone (zilverkleurig).
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2024.