ECLI:NL:RBDHA:2024:3221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
NL23.38470 en NL23.38471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Kroatië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Sierra Leoonse vrouw, een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen en besloot tot overdracht aan Kroatië op basis van de Dublinverordening. Eiseres had eerder in Griekenland asiel aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 7 december 2023, met een verzoek om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en de rechtbank sloot het onderzoek ter zitting.

De rechtbank overwoog dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat Kroatië haar zou overdragen aan Griekenland, en dat er geen aanleiding was om individuele garanties van Kroatië te vragen. De rechtbank volgde het interstatelijk vertrouwensbeginsel en oordeelde dat er geen reëel risico was op onmenselijke of vernederende behandeling in Kroatië. Eiseres had ook geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een afwijking van de overdracht aan Kroatië rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling had genomen.

Tegen deze uitspraak staat binnen vier weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.38470 (beroep)
NL23.38471 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1995, van Sierra Leoonse nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. A. Berends),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 5 augustus 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen.
Op 7 december 2023 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig A. Charm, tolk Krio. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiseres heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Eiseres heeft verklaard in 2020 of 2021 Sierra Leone verlaten te hebben. Via Turkije is eiseres op 16 november 2022 in Griekenland aangekomen. De door eiseres op 28 november 2022 ingediende aanvraag om internationale bescherming is door de Griekse autoriteiten afgewezen. Op 11 juli 2023 heeft eiseres Griekenland verlaten. Tijdens haar reis via Kroatië en Slovenië is eiseres haar echtgenoot kwijtgeraakt. Op 5 augustus 2023 heeft eiseres in Nederland asiel aangevraagd.
Besluitvorming
2. In het bestreden besluit heeft verweerder bepaald dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling wordt genomen en dat zij wordt overgedragen aan Kroatië. Uit Eurodac blijkt dat eiseres op 28 november 2022 illegaal via Griekenland het grondgebied van de lidstaten is ingereisd en dat zij daar heeft verzocht om internationale bescherming. Uit Eurodac blijkt ook dat eiseres op 19 juli 2023 in Kroatië om internationale bescherming heeft gevraagd. Ook die aanvraag is afgewezen. Nederland heeft op 14 september 2023 de autoriteiten van Kroatië verzocht om eiseres terug te nemen op grond van de Dublinverordening [1] . Op 28 september 2023 zijn de autoriteiten van Kroatië hiermee akkoord gegaan. Eiseres is niet geclaimd op Griekenland omdat verweerder ervan uit gaat dat daar ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor verzoekers in die lidstaat systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen.
Indirect refoulement
3. Eiseres voert aan dat verweerder haar niet terug mag sturen naar Kroatië omdat de autoriteiten daar haar zullen overdragen aan Griekenland. Volgens eiseres dient verweerder aan Kroatië individuele garanties te vragen zodat overdracht aan Griekenland wordt voorkomen. Eiseres beroept zich in dit kader ook op het arrest T.I. tegen het Verenigd Koningsrijk van 7 maart 2000 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). [2] Daar volgt volgens eiseres uit dat verweerder onderzoek moet doen ter voorkoming van indirect refoulement.
4. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat geen aanleiding bestaat om aan Kroatië individuele garanties te vragen zodat een mogelijke overdracht aan Griekenland wordt voorkomen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat Kroatië Dublinterugkeerders aan Griekenland overdraagt. Voor dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat de gemachtigde van eiseres heeft erkend dat uit de AIDA [3] - rapporten tussen 2017 en 2021 over Kroatië op te maken is dat er geen overdrachten aan Griekenland plaatsvinden. Eiseres baseert zich voor haar standpunt enkel op het AIDA-rapport van 2022 [4] . Het enkele gegeven dat in dit laatste rapport over overdracht naar Griekenland niets is opgenomen, biedt onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat dit nu wel zou gebeuren. Nu eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat overdracht door Kroatië aan Griekenland plaatsvindt, kan de door aangehaalde uitspraak van het EHRM eiseres niet baten.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiseres is sprake van aan het systeem
gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen die
ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat zij een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen. Overdracht aan Kroatië zou volgens eiseres niet plaats moeten vinden omdat op grote schaal pushbacks plaatsvinden, en niet alleen aan de buitengrenzen. Gelet op de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zal dit ook eiseres, als Dublinterugkeerder, raken. Eiseres heeft in het aanmeldgehoor ook gewezen op haar eigen ervaringen met de Kroatische autoriteiten. Weliswaar heeft ze zelf niet te maken gehad met pushbacks, maar wel met een behandeling die in strijd is met internationale verplichtingen.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat de Afdeling [5] op 13 september 2023 [6] heeft geoordeeld dat de pushbacks in Kroatië geen aanleiding (meer) vormen om ten aanzien van Dublinclaimanten niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen aanleiding van dit oordeel van de Afdeling af te wijken. Uit de door eiseres aangehaalde informatie komt geen ander beeld naar voren ten aanzien van pushbacks dan in de informatie die door de Afdeling in deze uitspraak is beoordeeld. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres met haar verklaring over wat zij zelf in Kroatië heeft meegemaakt, evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt om verstoken te blijven van opvang en voedsel. Eiseres is niet eerder als Dublinclaimant overgedragen aan Kroatië en kan dus niet uit eigen ervaring vertellen over de toegang tot de opvang voor Dublinclaimanten. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat hij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan kan uitgaan dat eiseres als Dublinclaimant overeenkomstig de internationale verplichtingen zal worden behandeld. Voor zover eiseres zich beroept op de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel verwijst de rechtbank eveneens naar voornoemde uitspraak van de Afdeling. In rechtsoverweging 3.1 van die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de mogelijke tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië er niet toe leiden dat voor Dublinclaimanten in het algemeen of voor eiseres in het bijzonder een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [7] en artikel 3 van het EVRM [8] bestaat. Verder kan eiseres zich bij voorkomende problemen in Kroatië wenden tot de daartoe aangewezen autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen bij de Kroatische autoriteiten niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder gelet op de bijzondere omstandigheden in deze procedure op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de aanvraag aan zich had moeten trekken. Volgens eiseres is zij mishandeld door de Kroatische autoriteiten en midden in de nacht op straat gezet. Eiseres heeft verder aangevoerd dat haar echtgenoot, van wie ze niet precies weet waar hij in Nederland is, ook een asielaanvraag heeft ingediend.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding heeft hoeven zien om op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken. Verweerder heeft op de zitting de verklaringen van eiseres over wat zij in Kroatië heeft meegemaakt niet betwist. Echter is de rechtbank het met verweerder eens dat hij in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Kroatië vanwege onevenredige hardheid. Van belang is dat de verklaring van eiseres over wat haar is overkomen in Kroatië, ziet op wat is gebeurd na haar inreis en niet op de situatie waarin zij als Dublinclaimant aan Kroatië zal worden overgedragen. Ook geeft de omstandigheid dat de echtgenoot van eiseres inmiddels in Nederland zou zijn geen aanleiding om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening tot een ander oordeel te komen.
9. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
10. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL23.38470,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL23.38471,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.nr. 43844/98.
3.Asylum Information Database.
4.AIDA Country Report: Croatia 2022 update, juni 2023.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.