ECLI:NL:RBDHA:2024:3221
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Kroatië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Sierra Leoonse vrouw, een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen en besloot tot overdracht aan Kroatië op basis van de Dublinverordening. Eiseres had eerder in Griekenland asiel aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 7 december 2023, met een verzoek om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en de rechtbank sloot het onderzoek ter zitting.
De rechtbank overwoog dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat Kroatië haar zou overdragen aan Griekenland, en dat er geen aanleiding was om individuele garanties van Kroatië te vragen. De rechtbank volgde het interstatelijk vertrouwensbeginsel en oordeelde dat er geen reëel risico was op onmenselijke of vernederende behandeling in Kroatië. Eiseres had ook geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een afwijking van de overdracht aan Kroatië rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling had genomen.
Tegen deze uitspraak staat binnen vier weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.