In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024, is de vraag aan de orde of de vrouw gehouden is medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde, en of de man moet bijdragen aan de herstelkosten van schade door lekkage en brand. De procedure begon met een dagvaarding op 12 juni 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 oktober 2023. De rechtbank had eerder op 7 april 2022 een beschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de verdeling van de echtelijke woning werd vastgesteld. De man vorderde dat de vrouw haar medewerking verleent aan de verkoop van de woning, en dat zij een schadevergoeding van EUR 18.000 betaalt. De vrouw voerde verweer en vorderde in reconventie betaling van EUR 4.797,45 door de man.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet binnen de gestelde termijn had aangetoond dat zij in staat was de woning over te nemen, en dat zij derhalve medewerking moest verlenen aan de verkoop aan een derde. De rechtbank bepaalde dat als de vrouw niet binnen twee weken na het vonnis meewerkt, de man als vertegenwoordiger bevoegd is om de opdracht aan de makelaar te geven. Tevens werd een dwangsom van EUR 500 per overtreding opgelegd, met een maximum van EUR 10.000.
Wat betreft de herstelkosten van de lekkage en brand, oordeelde de rechtbank dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd dat de kosten noodzakelijk waren en dat de man niet gehouden was om deze kosten te vergoeden. De vorderingen van de vrouw in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.