ECLI:NL:RBDHA:2024:3211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10822373 \ RL EXPL 23-20021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van cursusgeld en buitengerechtelijke kosten in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert ROVC Technische Opleidingen B.V. betaling van cursusgeld en bijkomende kosten van de gedaagde partij, die zich via internet had ingeschreven voor een cursus. De procedure begon met een dagvaarding op 16 november 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord op 6 december 2023 en een mondelinge behandeling op 23 februari 2024. ROVC had de gedaagde gesommeerd tot betaling van € 3.484,80, maar de gedaagde betwistte de verschuldigdheid van dit bedrag, stellende dat hij geen overeenkomst had afgesloten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zich wel degelijk had ingeschreven voor de cursus en dat hij het cursusgeld moest betalen. Daarnaast vorderde ROVC buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter werden toegewezen, maar de kosten van een sommatie-exploot werden afgewezen. De kantonrechter stelde de gedaagde in het ongelijk en veroordeelde hem tot betaling van een totaalbedrag van € 4.533,19, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten van € 1.271,32. Het vonnis werd uitgesproken op 12 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
EVV/B
Zaaknummer: 10822373 \ RL EXPL 23-20021
Vonnis van 12 maart 2024
in de zaak van
ROVC TECHNISCHE OPLEDINGEN B.V.,
gevestigd te Ede,
eisende partij,
hierna te noemen: ROVC,
gemachtigde: Karreman Gerechtsdeurwaarders en Juristen,
tegen
[gedaagde] , HANDELENDE ONDER DE NAAM [handelsnaam],
wonende te ' [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 november 2023;
- de conclusie van antwoord van 6 december 2023;
- de door partijen overgelegde producties;
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2024. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft ROVC nog een akte overleggen producties in het geding gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bij factuur van 19 november 2021 heeft ROVC een bedrag van € 3.484,80 bij [gedaagde] in rekening gebracht voor een cursus Meet- en regeltechniek te Rotterdam, groep 01.
2.2.
In een sommatie-exploot van 17 juli 2023 heeft ROVC [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.484,80 te vermeerderen met rente en kosten gesommeerd.

3.Het geschil

3.1.
ROVC vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.608,19, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
ROVC heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van zijn bedrijf [handelsnaam] , zich -via internet- bij haar heeft ingeschreven voor een cursus “Meet-en regeltechniek te Rotterdam, groep 01”. De aan de cursus verbonden kosten bedragen € 3.484,80.
3.3.
Ondanks diverse aanmaningen daartoe is [gedaagde] niet tot betaling van het door hem verschuldigde overgegaan. ROVC heeft haar vordering ter incasso in handen gegeven van haar incassogemachtigde. Die heeft werkzaamheden verricht die meer hebben ingehouden dat die uitsluitend ter instructie en voorbereiding van de procedure. De aan de incasso verbonden kosten ad € 473,48, komen op grond van artikel 6:96 BW voor rekening van [gedaagde] . Daarnaast vordert ROVC een bedrag van € 75,00 ter zake van de kosten van het uitbrengen van het sommatie-exploot.
3.4.
Verder maakt ROVC, nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de factuur. Berekend tot 19 oktober 2023 bedraagt die rente een bedrag van € 574,91.
3.5.
[gedaagde] betwist iets aan ROVC verschuldigd te zijn nu hij geen overeenkomst met ROVC heeft afgesloten; hij heeft alleen informatie willen aanvragen. [gedaagde] heeft ook geen lessen bij ROVC gevolgd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, waarop [gedaagde] zonder bericht niet is verschenen, heeft ROVC naar aanleiding van de betwisting door [gedaagde] haar stelling dat een overeenkomst tot stand is gekomen nader onderbouwd. Daartoe heeft ROVC aangevoerd dat [gedaagde] in zijn aanmelding voor de betreffende cursus via internet diverse stappen heeft moeten doorlopen om verder in de inschrijving te komen. [gedaagde] heeft vervolgens de benodigde gegevens ingevuld en de knop “inschrijven” gebruikt in plaats van de knop “brochure aanvragen”. Daarmee is een overeenkomst tussen ROVC en [gedaagde] tot stand gekomen. Daarnaast is de inschrijving direct door ROVC aan [gedaagde] bevestigd per e-mail van 1 november 2021 en zijn de cursusdata nadien aan [gedaagde] doorgegeven. [gedaagde] heeft niet op deze e-mails gereageerd.
4.2.
[gedaagde] heeft op deze nadere onderbouwing door ROVC, hoewel dat wel op zijn weg had gelegen, niet meer gereageerd. Aldus heeft [gedaagde] zijn betwisting onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter stelt daarom vast dat [gedaagde] zich heeft ingeschreven voor de cursus en het cursusgeld ad € 3.484,80 moet betalen. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente wordt als niet weersproken en op de wet gegrond toegewezen. Overigens heeft ROVC ter gelegenheid van de mondelinge behandeling medegedeeld dat het [gedaagde] , na voldoening van het cursusgeld, alsnog vrij staat de cursus te volgen.
4.3.
ROVC vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Niet weersproken is dat zij buiten rechte werkzaamheden heeft verricht om haar vordering te incasseren. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is daarom toewijsbaar.
4.4.
ROVC heeft gesteld dat zij naast de buitengerechtelijke kosten tevens vergoeding vordert van de kosten van het huisbezoek dat de deurwaarder op haar verzoek aan [gedaagde] heeft gebracht. Zij wil al het nodige ondernemen om een gerechtelijke procedure te voorkomen, Daarom heeft de deurwaarder op 17 juli 2023 een huisbezoek aan [gedaagde] gebracht. Toen daarbij niemand werd aangetroffen, is er een exploot achtergelaten om [gedaagde] voor de laatste maal aan te manen om te betalen en rechtsmaatregelen aan te kondigen. Als een deurwaarder een exploot uitbrengt, is dat volgens ROVC een ambtshandeling waarvan de kosten apart vergoed moeten worden. Omdat het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders geen tarief kent voor deze ambtshandeling, sluit ROVC voor de hoogte van haar vordering aan bij artikel 2 sub c van dit besluit. De kantonrechter is van oordeel dat het brengen van een huisbezoek en het voor de laatste maal aanmanen vallen onder de buitengerechtelijke werkzaamheden waarvoor reeds een vergoeding is toegekend. Er bestond geen enkele noodzaak om daarvoor apart nog een deurwaardersexploot uit te brengen. De kosten van de keuze van ROVC om een aanmaning per deurwaardersexploot uit te brengen kan niet tot gevolg hebben dat [gedaagde] daardoor een hogere vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden moet betalen dan hij op grond van de wet verschuldigd is. De gevorderde vergoeding voor de kosten van het sommatie-exploot worden dan ook als niet op de wet gegrond afgewezen.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- rente tot 19 oktober 2023
3.484,80
574,91
- buitengerechtelijke incassokosten
473,48
+
totaal
4.533,19.
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ROVC worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.271,32.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ROVC te betalen een bedrag van € 4.533,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.484,80, met ingang van 19 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.271,32, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.