ECLI:NL:RBDHA:2024:3128
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- C.W. Griffioen
- Y. Robio
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het EU-verblijfsrecht van een Poolse burger en de informatieplicht van de staatssecretaris
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Poolse burger, tegen de vaststelling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Eiser, die sinds 2019 in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven als niet-ingezetene, heeft een zwervend bestaan geleid en is meerdere keren in aanraking gekomen met de politie. De staatssecretaris heeft in een besluit van 9 december 2022 vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, wat heeft geleid tot een verwijderingsmaatregel. Eiser is het niet eens met deze beslissing en voert aan dat de belangenafweging onzorgvuldig is en dat de verwijderingsmaatregel in strijd is met het lex certa-beginsel.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de relevante feiten en omstandigheden voldoende heeft betrokken bij de belangenafweging. De rechtbank stelt vast dat de vaststelling dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft, een declaratoir karakter heeft en dat de staatssecretaris geen actieve informatieplicht heeft over hoe eiser zijn verblijf daadwerkelijk en effectief moet beëindigen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiser mocht uitvallen, gezien zijn werkloosheid en het gebrek aan bewijs dat hij op zoek is naar werk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep.