ECLI:NL:RBDHA:2024:3127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
Nl23.32252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een mvv-aanvraag en de toepassing van het jongvolwassenenbeleid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser, geboren op [geboortedag] juli 1996 en van Eritrese nationaliteit, had op 28 november 2018 een aanvraag ingediend voor een mvv met het verblijfsdoel 'verblijf bij een familie- of gezinslid'. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op basis van het standpunt dat er geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verweerder stelde dat eiser sinds 2018 zelfstandig in Ethiopië woonde en werkte, en dat de verklaringen van eiser en zijn referent tegenstrijdig waren. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en voerde aan dat er wel degelijk sprake was van gezinsleven en dat hij onder het jongvolwassenenbeleid viel.

De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid viel en dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser niet voldoende waren om de gezinsband te ontkennen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser werden vergoed. De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet correct was uitgevoerd door verweerder, wat leidde tot de gegrondverklaring van het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Boerci).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een mvv [1] .
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 februari 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij deze afwijzing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer Y. Misgna (referent), gemachtigde van eiser en gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] juli 1996 en heeft de Eritrese nationaliteit. Eiser heeft op 28 november 2018 een aanvraag ingediend voor een mvv met het verblijfsdoel ‘verblijf bij een familie- of gezinslid’ om bij referent, zijn broertje, te verblijven.
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Volgens verweerder is er geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [2] tussen eiser en referent. Eiser valt niet onder het jongvolwassenenbeleid. Onder verwijzing naar de verklaringen van eiser, zoals afgelegd op 3 december 2019, woont eiser volgens verweerder sinds 2018 zelfstandig in Ethiopië en voorziet hij in zijn eigen levensonderhoud door te werken als monteur. De verklaringen die hierna door referent en eiser zijn afgelegd over het al dan niet zelfstandig wonen en werken zijn tegenstrijdig met wat eiser initieel heeft verklaard en leiden niet tot een ander standpunt. Er is dan ook onvoldoende aangetoond dat eiser tot het gezin van referent behoort. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het vertrek van eiser weliswaar een gedwongen karakter had, maar dat verweerder door de tegenstrijdige verklaringen niet heeft kunnen beoordelen of de stappen die eiser naar zelfstandigheid heeft gezet het gevolg zijn geweest van het noodgedwongen vertrek uit Eritrea. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referent. [3] Verweerder heeft tot slot de belangenafweging in het kader van artikel van het 8 van het EVRM in het nadeel van eiser laten uitvallen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Er is sprake van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen hem en referent. Eiser valt onder het jongvolwassenenbeleid. Hij is in 2018 gevlucht uit Eritrea. Hij heeft geprobeerd in Ethiopië te werken, maar dat is niet gelukt bij een gebrek aan ervaring. Van het zich zelfstandig en moeiteloos kunnen handhaven is dan ook geen sprake geweest. Voor zover hij zelfstandig zou hebben gewerkt en gewoond, zijn dit noodzakelijke stappen geweest als gevolg van het noodgedwongen vertrek. Van een verbroken gezinsband is daarom geen sprake. Daarnaast is er tussen eiser en referent sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Tot slot heeft verweerder een onjuiste belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. Op de beoordeling van de aanvraag van eiser is het jongvolwassenenbeleid van verweerder van toepassing. Volgens dit beleid neemt verweerder familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouder(s) en het meerderjarig kind, zonder dat er sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarig kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoudt voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. [4]
5.1.
Niet in geschil is dat eiser als jongvolwassene in de zin van het beleid dient te worden aangemerkt, omdat hij ten tijde van de aanvraag 22 jaar oud was en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. In geschil is of eiser in Ethiopië zelfstandig is gaan wonen en werken en de feitelijke gezinsband met referent hierdoor is verbroken.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht is uitgegaan van de initiële verklaringen van eiser, zoals afgelegd tijdens het gehoor van 3 december 2019. Eiser heeft toen verklaard dat hij sinds 2018 in Ethiopië woont, dat hij daar samen met zijn broertje Esrom en zus Segan woont en dat hij voor zijn broertje Esrom zorgt. Verder heeft hij verklaard dat hij als monteur in Ethiopië werkt, dat hij voor zichzelf zorgt en van niemand afhankelijk is. Referent heeft tijdens het gehoor van 18 november 2022 verklaard dat eiser slechts twee maanden als monteur heeft gewerkt. Tijdens het gehoor van 4 september van 2023 heeft eiser verklaard dat hij heeft geprobeerd te werken, maar vanwege problemen met zijn identiteitsdocumenten niet heeft gewerkt. Bij doorvragen heeft eiser verklaard 20 dagen als monteur te hebben gewerkt en financieel afhankelijk te zijn van referent. Op de vraag waarom hij eerder heeft aangegeven dat hij heeft gewerkt, heeft eiser verklaard dat hij dacht dat het daardoor makkelijker zou zijn om naar Nederland te komen. Over zijn woonsituatie heeft hij verklaard dat hij heeft bedoeld te verklaren dat hij inwoonde bij zijn zus Segan. In beroep heeft eiser gesteld dat hij niet langer dan 20 dagen heeft kunnen werken vanwege een gebrek aan ervaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met het voorgaande geen goede verklaring gegeven voor de tegenstrijdige verklaringen over het zelfstandig wonen en het werken als monteur in Ethiopië. Dat betekent dat verweerder terecht is uitgegaan van de initiële verklaringen van eiser over het wonen en het voorzien in eigen onderhoud.
5.3.
Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [5] van 13 april 2023 leidt de rechtbank af dat verweerder mag aannemen dat de gezinsband is verbroken als het meerderjarig kind zelfstandig is gaan wonen en er ten tijde van de mvv-aanvraag in is geslaagd zijn leven zelfstandig vorm te geven. Hieraan is niet voldaan als een meerderjarig kind slechts noodgedwongen de noodzakelijke stappen heeft ondernomen om zichzelf staande te kunnen houden. [6] Uit deze uitspraak volgt overigens niet dat stappen die naar zelfstandigheid worden ondernomen, reeds vanwege het gedwongen karakter van het vertrek als noodgedwongen stappen moeten worden aangemerkt. Zoals uit rechtsoverweging 4.3. volgt, heeft verweerder zich op basis van de verklaringen van eiser terecht op het standpunt gesteld dat hij in Ethiopië stappen heeft gezet naar zelfstandigheid, omdat hij zelfstandig is gaan wonen en in zijn eigen onderhoud heeft voorzien. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of eiser slechts noodgedwongen noodzakelijke stappen heeft ondernomen om zichzelf staande te kunnen houden. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld die vraag niet te kunnen beantwoorden, omdat referent en eiser niet eenduidig en consistent hebben verklaard over de zelfstandigheid van eiser. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. De tegenstrijdigheden in de verklaringen zien namelijk op het al dan niet zelfstandig wonen en het werken als monteur. Hoewel eiser tijdens het gehoor van 14 september 2023 heeft verklaard het werk als monteur leuk te vinden en het om die reden te hebben geprobeerd, heeft verweerder tijdens de gehoren eiser niet expliciet gevraagd waarom hij zelfstandig is gaan wonen en als monteur is gaan werken. Nu verweerder heeft nagelaten dergelijke vragen te stellen, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en heeft verweerder zijn standpunt dat eiser geen aanspraak kan maken op het jongvolwassenenbeleid ondeugdelijk gemotiveerd.
6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rest van de beroepsgronden behoeven, vanwege de gegrondverklaring van het beroep, geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Verweerder dient de proceskosten van eiser te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op een bedrag van € 1750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Volgens paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 neemt verweerder enkel familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en op grond van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’).
4.WI 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM.
5.De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
6.Uitspraak van de Afdeling van 13 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1417.