ECLI:NL:RBDHA:2024:3112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 5 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting op 29 februari 2024, waar de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank constateert dat uit Eurodac blijkt dat eiser op 22 mei 2021 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Volgens de Dublinverordening is de staatssecretaris niet verplicht om de asielaanvraag in behandeling te nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft op 27 december 2023 een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat op 3 januari 2024 is aanvaard.

Eiser betoogt dat overdracht aan Duitsland onevenredige hardheid met zich meebrengt, omdat hij zich daar niet veilig voelt en bedreigd wordt door een criminele bende. De rechtbank oordeelt echter dat eiser zijn claims niet heeft onderbouwd met documenten en dat er geen reden is om aan te nemen dat hij niet adequaat beschermd wordt door de Duitse autoriteiten. Bovendien heeft eiser niet aangetoond waarom hij geen asielbescherming heeft aangevraagd in andere landen waar hij eerder verbleef.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen reden had om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3490

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.] ,
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 22 mei 2021 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op grond van de Dublinverordening [1] neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland op 27 december 2023 een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 3 januari 2024 aanvaard.
2. Eiser is het oneens met het bestreden besluit en voert onder verwijzing naar artikel 17, derde lid, van de Dublinverordening aan dat overdacht aan Duitsland van onevenredige hardheid zou getuigen. Eiser motiveert dit beroep door te verwijzen naar zijn consistente verklaringen dat hij zich in Duitsland niet veilig voelt omdat hij daar bedreigd wordt en aangevallen is door leden van een criminele bende. Ook wacht eiser al lang op een inhoudelijke behandeling van zijn asielverzoek. In deze elementen, in samenhang bezien, had de staatssecretaris reden moeten zien om van overdracht aan Duitsland af te zien en eisers asielverzoek in Nederland te behandelen.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn verklaringen over de bedreigingen door een criminele bende en de ziekenhuisopname als gevolg van een aanval door deze criminelen, op geen enkele manier met documenten heeft onderbouwd. Bovendien heeft eiser verklaard dat zijn aanvallers door de Duitse politie zijn aangehouden en het land zijn uitgezet. Er is daarom voor de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat eiser door de Duitse autoriteiten niet adequaat beschermd wordt als hij daadwerkelijk wordt bedreigd.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de staatssecretaris zijn asielverzoek inhoudelijk moet behandelen, omdat hij daar al zo lang op wacht. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij gedurende inmiddels in totaal een aantal jaren eerder in Italië, Spanje, Frankrijk en Duitsland heeft verbleven. In Duitsland is hij uitgenodigd voor een gehoor, maar daar is hij niet verschenen. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij geen asielbescherming heeft gevraagd in de andere landen waar hij heeft verbleven, of de mogelijkheid om zijn asielverzoek toe te lichten ongebruikt heeft gelaten.
5. In hetgeen eiser heeft verklaard en ter onderbouwing daarvan heeft overgelegd hoefde de staatssecretaris, ook in samenhang bezien, geen reden te zien om eisers asielaanvraag onverplicht van Duitsland over te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.