ECLI:NL:RBDHA:2024:311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 januari 2024, wordt het beroep van eiser, een Syrische asielzoeker, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 1 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Duitsland die zijn terugkeer daarheen onveilig zouden maken.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich mag baseren op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland geen effectieve rechtsbijstand kan krijgen, maar de rechtbank stelt vast dat de Procedurerichtlijn geen onvoorwaardelijk recht op gratis rechtsbijstand biedt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen grond is om de asielaanvraag van eiser zelf te beoordelen en dat de aanvraag in Duitsland nog steeds in behandeling is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. De rechtbank wijst erop dat het enkele feit dat eiser mogelijk in detentie zal worden geplaatst, niet betekent dat Duitsland in strijd handelt met internationale verplichtingen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun rechten in Duitsland te waarborgen en dat klagen bij de autoriteiten daar mogelijk is. De rechtbank wijst ook de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37898

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 7 september 2023 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 11 september 2023 op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening aanvaard.
Mag de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en stelt dat de staatssecretaris op grond van artikel 3, tweede lid, en artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening de asielaanvraag zelf moet beoordelen. Eiser meent dat de bewijslast eenzijdig en volledig bij hem wordt neergelegd. Eiser wijst op paragraaf 1.5 van het AIDA-rapport update 2022, waaruit blijkt dat asielzoekers in Duitsland zich tijdens de asielprocedure weliswaar door een advocaat kunnen laten vertegenwoordigen, maar dat zij de advocaat zelf moeten betalen. Rechtsbijstand is daarom niet gegarandeerd. De stelling van de staatssecretaris dat eiser de mogelijkheid heeft om te klagen is niet realistisch of bij voorbaat kansloos gezien het feitelijk ontbreken van rechtshulp, de taalbarrière en het gebrek aan sociale kring. De staatssecretaris dient nader onderzoek te doen naar de actuele situatie van Dublinclaimanten in Duitsland en het risico dat zij aldaar lopen op schending van artikel 3 van het EVRM [2] . Verder stelt eiser dat zijn asielaanvraag in Duitsland is afgewezen en dat hem is meegedeeld dat hij Duitsland dient te verlaten. De kans is groot dat eiser na overdracht aan Duitsland in detentie zal worden geplaatst. In die positie is er geen dan wel een geringe kans op rechtsbijstand tijdens een nieuwe asielaanvraag. Na uitzetting zal eiser worden uitgezet naar Syrië waar hij gevaar loopt.
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in het algemeen van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [3] . Van een schending van artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo [4] .
7. Eiser is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De rechtbank overweegt dat uit het AIDA-rapport van 2023 [5] niet blijkt dat er ten aanzien van Dublinterugkeerders sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. In dit rapport staat dat er geen meldingen zijn van Dublinterugkeerders die te maken hebben gehad met moeilijkheden nadat zij waren overgedragen. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd dat de omstandigheden voor Dublinterugkeerders zo slecht zijn dat eiser gezien het arrest Jawo [6] niet naar Duitsland teruggestuurd zou mogen worden. Met betrekking tot het betoog van eiser dat asielzoekers in Duitsland hun advocaat zelf moeten betalen, is van belang dat de Procedurerichtlijn geen onvoorwaardelijk recht biedt op gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging in asielprocedures. Uit artikel 20 en verder van de Procedurerichtlijn volgt dat kosteloze rechtsbijstand niet onbeperkt is en dat daaraan voorwaarden mogen worden gesteld. De rechtbank ziet in de verwijzing van eiser naar paragraaf 1.5 van het AIDA-rapport daarom geen grond voor het oordeel dat Duitsland in strijd met deze richtlijn handelt en dat eiser in Duitsland een effectief rechtsmiddel wordt onthouden.
8. Verder hebben de Duitse autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te zullen nemen. Daarmee garanderen de Duitse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een (opvolgende) asielaanvraag. Dat de asielaanvraag van eiser eerder is afgewezen in Duitsland maakt dit niet anders. Bovendien heeft Duitsland het claimverzoek geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, de Dublinverordening, wat betekent dat het asielverzoek van eiser nog in behandeling is. Verder heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat de mogelijkheid bestaat dat eiser wordt gedetineerd, op zichzelf niet maakt dat Duitsland in strijd handelt met de verdragen of Europese richtlijnen. Onder voorwaarden bestaat de mogelijkheid voor een gelimiteerde periode tot inbewaringstelling in het kader van terugkeer. De rechtbank ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van (indirect) refoulement. Bij voorkomende problemen met betrekking tot de asielprocedure, opvang, toegang tot rechtsbijstand, of anderszins, ligt het op de weg van eiser om daarover in Duitsland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Het is niet gebleken dat eiser niet effectief zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De enkele stelling dat dit niet kan omdat hij de taal niet spreekt en geen sociale kring heeft, is onvoldoende.
9. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
5.Asylum Information Database, “Country Report: Germany (2022 update)” van 6 april 2023.
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).