ECLI:NL:RBDHA:2024:3109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL23.11855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

Op 8 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door mr. A.J. Rossingh, heeft op 18 april 2023 bezwaar ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit bezwaar werd op 4 augustus 2023 ongegrond verklaard, waarbij verzoeker te horen kreeg dat hij de behandeling van zijn beroep niet in Nederland mocht afwachten. Verzoeker heeft vervolgens op 7 november 2019 beroep ingesteld tegen dit besluit, geregistreerd onder zaaknummer NL23.27404.

In het verzoekschrift van 18 april 2023 vroeg verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek aldus verstaan dat er nu om een voorlopige voorziening wordt gevraagd in het kader van het lopende beroep.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien het beroep met zaaknummer NL23.27404 bij uitspraak van heden ongegrond is verklaard, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11855

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij bezwaarschrift van 18 april 2023 heeft verzoeker bezwaar ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit van de staatssecretaris van diezelfde datum.
Bij verzoekschrift van 18 april 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Bij besluit van 4 augustus 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker is meegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten.
Bij beroepschrift van 7 november 2019 heeft verzoeker tegen dat besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.27404.
De voorzieningenrechter verstaat het bij verzoekschrift van 18 april 2023 gedane verzoek aldus dat thans wordt verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist.
Bij uitspraak van heden is het connexe beroep ongegrond verklaard.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Aangezien het beroep met zaaknummer NL23.27404 bij uitspraak van heden ongegrond is verklaard, bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient om die reden te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.