Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Na een brief van de staatssecretaris waarin werd vermeld dat de verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken, heeft de gemachtigde van de verzoeker de rechtbank geïnformeerd dat de verzoeker in Nederland verbleef. Op 19 februari 2024 heeft de gemachtigde het beroep ingetrokken, omdat de verzoeker ten onrechte als 'met onbekende bestemming vertrokken' was aangemerkt. De gemachtigde heeft verzocht om een proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en zich gebogen over het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat verweerder niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder had gemeld dat verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank oordeelt dat de vraag of verzoeker al dan niet terecht is aangemerkt als met onbekende bestemming vertrokken niet relevant is voor de beoordeling van de proceskostenvergoeding.
Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding is om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op 8 maart 2024.