ECLI:NL:RBDHA:2024:3104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Na een brief van de staatssecretaris waarin werd vermeld dat de verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken, heeft de gemachtigde van de verzoeker de rechtbank geïnformeerd dat de verzoeker in Nederland verbleef. Op 19 februari 2024 heeft de gemachtigde het beroep ingetrokken, omdat de verzoeker ten onrechte als 'met onbekende bestemming vertrokken' was aangemerkt. De gemachtigde heeft verzocht om een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en zich gebogen over het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat verweerder niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder had gemeld dat verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank oordeelt dat de vraag of verzoeker al dan niet terecht is aangemerkt als met onbekende bestemming vertrokken niet relevant is voor de beoordeling van de proceskostenvergoeding.

Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding is om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op 8 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2874

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de rechtbank in de brief van 13 februari 2024 meegedeeld dat verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van verzoeker gevraagd hierop te reageren.
De gemachtigde van verzoeker heeft de rechtbank meegedeeld dat zij nog contact heeft met verzoeker en dat hij in Nederland verblijft.
Op 19 februari 2024 heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep van verzoeker ingetrokken omdat verzoeker volgens zijn gemachtigde ten onrechte is aangemerkt als ‘met onbekende bestemming vertrokken’. Zij heeft gevraagd verweerder te veroordelen in de proceskosten
Bij brief van 21 februari 2024 heeft verweerder desgevraagd op dat verzoek gereageerd.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder niet tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker. Naar de rechtbank begrijpt is het beroep immers ingetrokken omdat verweerder heeft gemeld dat verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken. De vraag of verzoeker al dan niet terecht is aangemerkt als met onbekende bestemming vertrokken is niet relevant voor de beoordeling van de vraag of verweerder tegemoet is gekomen aan verzoeker. Daarom bestaat geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van verzoekers proceskosten.
3. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).