ECLI:NL:RBDHA:2024:310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL24.119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en voortduren van de maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd op 24 augustus 2023. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden in een eerdere uitspraak van 8 december 2023. De rechtbank heeft de voortgang van de procedure beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser, aangezien er actieve stappen zijn ondernomen, zoals het aanvragen van een laissez-passer en het houden van vertrekgesprekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn om de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in twijfel te trekken. Daarom is het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, en mr. H.G. Vruwink – Eertink, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.119

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. De staatssecretaris heeft op 24 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
1.3.
Eiser heeft hierop gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 9 januari 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zal worden behandeld. [1]

Beoordeling

2. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn.
3. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en deze zittingsplaats van 8 december 2023 (in de zaak NL23.37150) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek (op 5 december 2023) dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 5 december 2023 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering.
6. Deze beroepsgrond slaagt niet. De aanvraag om een laissez-passer is nog in behandeling. Uit de voortgangsrapportage volgt dat de staatssecretaris sinds het sluiten van het onderzoek in het eerste beroep bij de Marokkaanse autoriteiten heeft gerappelleerd op 12 december 2023. Ook heeft de staatssecretaris twee vertrekgesprekken met eiser gehouden, namelijk op 28 december 2023 en op 2 januari 2024. Dit is voldoende voor de conclusie dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt.
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Vruwink – Eertink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.