ECLI:NL:RBDHA:2024:3095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 24 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 22 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser had betoogd dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan met betrekking tot Roemenië, en verwees naar een rapport van KlikAktiv en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de situatie in Roemenië zodanig is veranderd dat het vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de relevante omstandigheden in zijn beoordeling heeft meegenomen en dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen of de staatssecretaris de aanvraag onverplicht aan zich had moeten trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat zijn traumatische ervaringen in Roemenië aanleiding zouden moeten zijn voor de staatssecretaris om de aanvraag aan zich te trekken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit niet hoefde te doen, omdat de omstandigheden die eiser aanvoert niet als bijzonder en individueel genoeg worden beschouwd om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3350

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.

Kan de staatssecretaris voor Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Ter onderbouwing sluit eiser zich aan bij het commentaar van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 december 2023. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat voor Roemenië wat betreft Dublinclaimanten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [2] Volgens VWN kan echter op basis van de beschikbare bronnen, waaronder het KlikAktiv-rapport uit januari 2023 (hierna: het Klik-Aktiv-rapport), [3] niet met zekerheid geconcludeerd worden dat Dublinterugkeerders in Roemenië niet te maken krijgen met pushbacks. Bovendien heeft de Afdeling een latere verklaring van KlikAktiv over de situatie van een Dublinterugkeerder (hierna: de latere verklaring van KlikAktiv) [4] niet in haar uitspraak genoemd, terwijl deze wel was ingediend. Eiser betoogt verder dat hij niet kan klagen bij de Roemeense autoriteiten gelet op de behandeling door en werkwijze van de Roemeense autoriteiten toen zij zijn vingerafdrukken afnamen en het feit dat zij hem valse informatie hebben verstrekt.
5.1.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris voor Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, dan moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Roemenië overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen in Roemenië. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij desondanks van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [5]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Op 27 december 2023 heeft de Afdeling geoordeeld dat de staatssecretaris voor Roemenië wat betreft Dublinclaimanten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [6] Hierbij heeft de Afdeling uitgebreid het KlikAktiv-rapport besproken. Dat de latere verklaring van KlikAktiv over de situatie van een specifieke Dublinterugkeer uit het Klik-Aktiv-rapport niet expliciet is genoemd in de uitspraak van de Afdeling, maakt niet dat deze niet in het oordeel van de Afdeling is betrokken. De latere verklaring van KlikAktiv is immers wel overgelegd en in de bijlage bij de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2023 wordt de latere verklaring van KlikAktiv genoemd. [7] Bovendien heeft eiser de latere verklaring van KlikAktiv niet overgelegd en ook geen vindplaats gegeven van deze latere verklaring waardoor de rechtbank niet kan beoordelen of de latere verklaring van KlikAktiv naar haar inzicht tot een ander oordeel leidt. Mocht eiser na terugkeer problemen ondervinden in Roemenië of willen klagen over de manier waarop hij is behandeld bij aankomst in Roemenië, dan kan hij zich tot de Roemeense autoriteiten wenden. Met de enkele stelling dat dit niet van hem kan worden verwacht, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat deze mogelijkheid niet voor hem bestaat. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij dit ook niet heeft geprobeerd. [8] Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris eisers asielaanvraag onverplicht aan zich moeten trekken?
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moet trekken. Hoewel traumatische ervaringen in de verantwoordelijke lidstaat in beginsel niet aan overdracht in de weg staan, heeft de staatssecretaris ten onrechte niet gemotiveerd waarom de mensenrechtenschendingen die eiser heeft meegemaakt in Roemenië geen aanleiding geven om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. [9] Op de zitting heeft eiser verder aangevoerd te zijn verkracht in Roemenië. Hij is hierdoor getraumatiseerd, waardoor terugkeer naar Roemenië onmogelijk is.
6.1.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de goede procesorde het toelaat dat eisers verklaringen over zijn verkrachting in Roemenië bij de beoordeling van het beroep kunnen worden betrokken. Eiser heeft deze namelijk pas voor het eerst op de zitting naar voren gebracht. De goede procesorde is erop gericht dat partijen en ook de rechtbank op tijd op de hoogte zijn van de inhoud van de procedure, zich daarop kunnen voorbereiden en over en weer kunnen reageren.
6.2.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het meenemen van eisers verklaringen over zijn verkrachting niet in strijd is met de goede procesorde, omdat de staatssecretaris op de zitting adequaat op de verklaringen heeft kunnen reageren en de goede voortgang van de procedure daardoor ook niet op een andere wijze is belemmerd.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris geeft onder meer toepassing aan artikel 17 van de Dublinverordening als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit eisers ervaringen in Roemenië, zoals de racistische bejegening door de Roemeense bevolking, meegenomen in zijn beoordeling en is op grond daarvan terecht niet tot het oordeel gekomen dat voor Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan (zie onder 5.2). De staatssecretaris had eisers asielaanvraag dan ook niet om deze omstandigheden onverplicht aan zich hoeven te trekken. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, maakt dit oordeel niet anders. Los van het feit dat het feitencomplex in die zaak anders is, zijn in onderhavig geval alle omstandigheden door de staatssecretaris bij zijn oordeel betrokken. De staatssecretaris heeft zich tot slot in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ook eisers verklaringen over zijn verkrachting geen bijzondere en individuele omstandigheid zijn op grond waarvan hij eisers verzoek onverplicht aan zich had moeten trekken. De staatssecretaris heeft daarbij mee kunnen nemen dat – als eiser in Roemenië slachtoffer is geworden van verkrachting – eiser hiervoor bescherming kan zoeken bij de Roemeense autoriteiten.
Is het bestreden besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
7. Eiser stelt dat de staatssecretaris het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De staatssecretaris heeft uitsluitend met formele stellingen en standaardblokken tekst gereageerd op dat wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. De staatssecretaris heeft verder niet concreet aangetoond dat de mensonterende omstandigheden waarover hij concrete en feitelijke informatie heeft aangeleverd zich niet voordoen in Roemenië.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Gelet op dat wat de rechtbank in overweging 5.2. en 6.3 heeft overwogen, heeft de staatssecretaris terecht en gemotiveerd gesteld dat voor Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat hij eisers asielverzoek niet onverplicht aan zich hoeft te trekken. De staatssecretaris heeft zijn standpunten in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en daarbij kenbaar eisers standpunten en de overgelegde stukken betrokken.
Verwijzing naar dat wat eerder in de procedure is aangevoerd
8. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan besproken in voormelde rechtsoverwegingen, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.
3.Rapport van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘Formalizing Pushbacks - The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian border’, januari 2023.
4.Verklaring van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘Statement, Regarding the case of S.A. from Syria, which was presented in the report "Formalizing pushbacks - The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian Border"’, 13 februari 2023.
5.Zie bv. ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, r.o. 4-4.1.
6.ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.
7.Zie punt 6 van de bijlage bij ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.
8.P. 9 van het Aanmeldgehoor Dublin.
9.Zaaknummers NL23.34251 en NL23.34359 (niet gepubliceerd).