ECLI:NL:RBDHA:2024:3095
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 24 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 22 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser had betoogd dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan met betrekking tot Roemenië, en verwees naar een rapport van KlikAktiv en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de situatie in Roemenië zodanig is veranderd dat het vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de relevante omstandigheden in zijn beoordeling heeft meegenomen en dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen of de staatssecretaris de aanvraag onverplicht aan zich had moeten trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat zijn traumatische ervaringen in Roemenië aanleiding zouden moeten zijn voor de staatssecretaris om de aanvraag aan zich te trekken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit niet hoefde te doen, omdat de omstandigheden die eiser aanvoert niet als bijzonder en individueel genoeg worden beschouwd om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.