In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Pakistaanse nationaliteit, heeft op 30 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 11 december 2023 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft een aanval op een school, waar hij als bewaker werkte, als basis voor zijn asielaanvraag aangevoerd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de relevante elementen van eisers asielrelaas, maar dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank wijst erop dat de aanval bijna tien jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat er geen bewijs is dat de daders specifiek naar eiser op zoek zijn.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn analfabetisme en lage scholing, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij analfabeet is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.