ECLI:NL:RBDHA:2024:3079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL23.39390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens onvoldoende gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Pakistan

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Pakistaanse nationaliteit, heeft op 30 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 11 december 2023 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft een aanval op een school, waar hij als bewaker werkte, als basis voor zijn asielaanvraag aangevoerd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de relevante elementen van eisers asielrelaas, maar dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank wijst erop dat de aanval bijna tien jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat er geen bewijs is dat de daders specifiek naar eiser op zoek zijn.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn analfabetisme en lage scholing, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij analfabeet is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39390

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1970. Hij heeft op 30 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 11 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft twee jaar als bewaker bij een [school] gewerkt. Op 31 maart 2014 vond er een aanval plaats op de school door drie gewapende mannen. Hierbij is eiser gewond geraakt. In het dorp waar eiser woonde hoorde hij dat mensen navraag naar hem deden. De eigenaar van de [school] adviseerde eiser dan ook om het dorp te verlaten. Eiser is daarop vertrokken naar zijn geboortedorp. Toen hij te horen kreeg dat het ook daar niet veilig voor hem was, is hij naar Karachi gegaan. Na kort verblijf in Karachi heeft eiser Pakistan verlaten. Bij terugkeer naar Pakistan vreest eiser dat hij door de organisatoren van de aanval wordt gevonden en wordt gedood.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, en
2. de aanval op de [school] .
5.1.
De staatssecretaris heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Uit de verklaringen blijkt echter niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of dat eiser bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico op ernstige schade loopt. Dat eiser uit Pakistan komt is niet voldoende om een vluchteling te zijn of een risico op ernstige schade aan te nemen. Wat betreft het tweede element (de aanval op de school) heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden wegens deze aanval. Daarbij is van belang dat de aanval bijna tien jaar geleden heeft plaatsgevonden. Ook is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de daders van deze aanval (specifiek) naar eiser op zoek zijn en dat uit eisers verklaring blijkt dat de aanval niet specifiek op eiser gericht was.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met het gestelde referentiekader van eiser?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser is analfabeet en laaggeschoold. Dat blijkt uit de antwoorden die eiser heeft gegeven op de vragen van de staatssecretaris in het nader gehoor. De staatssecretaris had daaruit moeten opmaken dat eiser door analfabetisme de vragen niet goed begreep. Daarnaast heeft eiser in het nader gehoor aangegeven dat hij niet goed kan lezen en laag opgeleid is. De staatssecretaris had hierop moeten doorvragen. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan hij niet stellen dat de verklaringen van eiser vaag en summier zijn. De staatssecretaris had, gezien eisers analfabetisme en lage scholing, steeds moeten doorvragen als er onduidelijkheden waren of als eiser vaag of summier verklaarde.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij analfabeet is. Dat eiser in de correcties en aanvullingen, de zienswijze en de beroepsgronden heeft gesteld dat hij analfabeet is, is hiervoor onvoldoende. Ook blijkt niet uit de medische stukken die overgelegd zijn dat er bij eiser relevante beperkingen – zoals analfabetisme – zijn voor het horen of beslissen waar de staatssecretaris rekening mee dient te houden. De staatssecretaris kon hierbij betrekken dat eiser bij de politie heeft verklaard sociale media te hebben. De staatssecretaris stelt zich ook terecht op het standpunt dat eiser heeft verklaard dat hij tot zijn veertiende of vijftiende jaar op school heeft gezeten en dat dat meebrengt dat van hem mag worden verwacht dat hij een en ander kan verklaren. Tijdens het nader gehoor is eiser bovendien verteld dat hij het moest aangeven als hij moeite had met bepaalde vragen. Dat heeft hij niet gedaan, ook niet in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. De staatssecretaris stelt verder terecht dat uit zijn antwoorden tijdens het gehoor ook niet blijkt, zoals eiser betoogt, dat hij analfabeet is. Dat eiser op punten vaag en summier verklaard kan namelijk evengoed een andere oorzaak hebben. De beroepsgrond slaagt niet.
Risico’s bij terugkeer
7. Eiser betoogt dat er gegronde vrees is dat hij bij terugkeer naar Pakistan zal worden gedood. Eiser benadrukt dat hij na de aanval op de school nog in Pakistan kon verblijven, omdat hij ondergedoken zat. De staatssecretaris doet verder onterecht de aanname dat uit de gang van zaken blijkt dat de aanval niet persoonlijk tegen eiser gericht was. Eiser behoort tot de school en de eigenaren. De aanval was geen ongelukkige samenloop van omstandigheden. Eiser verwijst naar krantenartikelen waaruit blijkt dat er wel degelijk terroristische aanslagen in Peshawar plaatsvinden. [1] Ook beroept eiser zich op “The forward looking nature of the refugee definition” om te benadrukken dat er een gegronde vrees voor wat bij terugkeer in de toekomst zal plaatsvinden. Eiser verwijst daarbij naar meerdere uitspraken [2] waarin er ook sprake was van gegronde vrees bij terugkeer. Dat het in deze uitspraken gaat om Afghanistan en niet om Pakistan doet daar niet aan af. Ook heeft eiser aangegeven dat hij geen aangifte kan doen tegen de machtige familie in Pakistan.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat uit de verklaringen van eiser niet volgt dat hij bij terugkeer naar Pakistan, vanwege de aanval op de school, een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank stelt daarbij voorop dat uit het besluit voldoende blijkt dat de staatssecretaris de vrees voor wat eiser in de toekomst te wachten staat heeft getoetst. De staatssecretaris heeft gemotiveerd dat die vrees voor wat eiser in de toekomst te wachten staat niet aannemelijk is omdat de aanval tien jaar geleden plaatsvond, omdat het niet aannemelijk is dat de daders naar eiser op zoek zijn en omdat niet is gebleken dat eiser persoonlijk in de aandacht staat. De staatssecretaris stelt verder terecht dat eiser niet nader heeft onderbouwd waarom de aanval op de [school] persoonlijk tegen hem gericht was. De verwijzing van eiser naar krantenartikelen waaruit blijkt dat er terroristische aanslagen in Peshawar plaatsvinden is onvoldoende om aannemelijk te maken dat terroristen specifiek achter eiser aanzitten. De staatssecretaris stelt terecht dat de beide artikelen gaan over een andere aanslag op een school. Dat eiser stelt dat hij geen aangifte kan doen tegen de machtige familie maakt het voorgaande niet anders. De staatssecretaris kon daarnaast betrekken dat de aanval op de [school] tien jaar geleden plaatsvond en dat het niet aannemelijk is dat eiser na tien jaar nog problemen zal ondervinden vanwege de aanval op de school. De vrees van eiser dat hij bij terugkeer door de organisatoren van de aanval opnieuw gezocht en gevonden zal worden is gebaseerd op aannames die eiser niet heeft onderbouwd. De door eiser aangehaalde uitspraken onderbouwen ook niet de risico’s waarvoor hij bij terugkeer vreest. De staatssecretaris stelt terecht dat het in de uitspraken gaat om een andere bevolkingsgroep en dat niet valt in te zien waarom dit voor eiser relevant is.
Verwijzing naar dat wat eerder in de procedure is aangevoerd
8. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.“Terrorist attack in Peshawar, Pakistan” en “Peshawar school massacre”.
2.Eiser verwijst in de zienswijze naar de uitspraak van het EHRM van 25 februari 2020,