ECLI:NL:RBDHA:2024:3078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/09/661635/KG RK 24-231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in hoofdzaak

Op 5 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 januari 2024, maar de rechter in de hoofdzaak had reeds een einduitspraak gedaan. De wet staat geen wraking toe na een einduitspraak, wat de basis vormde voor de beslissing van de wrakingskamer. De verzoeker had de rechter in de hoofdzaak, mr. C.G. Meeder, gewraakt, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat de verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren zodra deze bekend zijn. Aangezien het verzoek niet ontvankelijk werd verklaard, was er geen reden voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/8
zaak- /rekestnummer: C/09/661635 / KG RK 24-231
Beslissing van 5 maart 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. C.G. Meeder,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen ter griffie van de wrakingskamer op 16 januari 2024.

2.Het wrakingsverzoek

Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/2584 PW tussen verzoeker en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de hoofdzaak).

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek is gedaan nadat de rechter in de hoofdzaak einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.