ECLI:NL:RBDHA:2024:3078
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter na einduitspraak in hoofdzaak
Op 5 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 januari 2024, maar de rechter in de hoofdzaak had reeds een einduitspraak gedaan. De wet staat geen wraking toe na een einduitspraak, wat de basis vormde voor de beslissing van de wrakingskamer. De verzoeker had de rechter in de hoofdzaak, mr. C.G. Meeder, gewraakt, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat de verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren zodra deze bekend zijn. Aangezien het verzoek niet ontvankelijk werd verklaard, was er geen reden voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.