ECLI:NL:RBDHA:2024:3056
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een afgewezen aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit, genomen op 5 februari 2024, wees de aanvraag van verzoeker af als ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 27 februari 2024 in Groningen, waar de voorzieningenrechter het verzoek heeft behandeld. Tijdens de zitting waren de eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL24.4160, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.