ECLI:NL:RBDHA:2024:3054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL24.4160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielverzoek van Algerijnse nationaliteit met betrekking tot vrees voor vervolging en terugkeerbesluit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 12 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 5 februari 2024 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond met betrekking tot het terugkeerbesluit, maar ongegrond voor het overige. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Algerije vanwege zijn deelname aan de Hirak-beweging, waarbij hij heeft gedemonstreerd en bedreigingen heeft ontvangen. De staatssecretaris heeft echter geconcludeerd dat de vrees voor vervolging niet geloofwaardig is, onderbouwd door het ontbreken van documenten die eisers relaas ondersteunen en tegenstrijdige verklaringen over zijn zichtbaarheid tijdens demonstraties.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de gestelde rol van eiser tijdens de demonstraties niet geloofwaardig acht. Eiser heeft geen bewijsstukken overgelegd en zijn verklaringen zijn wisselend en vaag. De rechtbank vernietigt het terugkeerbesluit, omdat eiser op het moment van de beslissing niet illegaal in Nederland verbleef, maar laat de afwijzing van de asielaanvraag in stand. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4160

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 12 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond met betrekking tot het terugkeerbesluit. De rechtbank verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Eiser heeft op 12 mei 2022 in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties van de Hirak beweging en dat hij heeft geholpen bij het organiseren daarvan. Als gevolg daarvan is eiser eenmaal gearresteerd en vier keer bedreigd. Eiser vreest bij terugkeer naar Algerije te worden opgepakt en gedood.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Gestelde deelname aan de Hirak beweging en de daaruit voortvloeiende problemen;
3. Gestelde problemen vanwege uw etniciteit;
4. Gestelde problemen tijdens een voetbalwedstrijd.
De staatssecretaris vindt het eerste en vierde relevante element geloofwaardig. De staatssecretaris vindt het tweede relevante element deels geloofwaardig. De staatssecretaris volgt dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties van de Hirak beweging en dat hij een keer door de politie is geslagen bij een demonstratie. De staatssecretaris vindt ook geloofwaardig dat eiser vier keer is bedreigd. De staatssecretaris volgt niet eisers verklaringen over zijn gestelde rol bij de Hirak beweging en de arrestatie. Eiser heeft hierover geen documenten of bewijsstukken overgelegd. Bovendien heeft eiser vaag en summier verklaard over zijn rol tijdens de demonstraties en zijn arrestatie. De staatssecretaris vindt het derde relevante element niet geloofwaardig. Eiser heeft wisselend, vaag en summier verklaard over de reden van zijn ontslag bij het zwembad. De geloofwaardig bevonden elementen leiden niet tot de conclusie dat eiser te vrezen heeft voor vervolging of bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door zijn deelname aan de demonstraties in de negatieve belangstelling staat van de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn zichtbaarheid tijdens de demonstraties. Bovendien is eiser Algerije legaal uitgereisd en heeft hij daarbij geen problemen ondervonden. Eiser heeft vervolgens in Oekraïne en Duitsland verbleven zonder daar asiel aan te vragen.
De geloofwaardigheid van het asielrelaas
6. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij zijn relaas niet heeft onderbouwd met documenten. Gelet op het risico van represailles kon eiser niet aan documenten komen. Voorts heeft de staatssecretaris ten onrechte overwogen dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn zichtbaarheid tijdens demonstraties en over de reden voor zijn ontslag. Volgens eiser heeft de staatssecretaris bovendien ten onrechte overwogen dat eiser zijn verklaringen over zijn betrokkenheid bij de Hirak beweging onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd waarom hij de gestelde rol van eiser tijdens de demonstraties, de arrestatie en de gestelde problemen vanwege eisers etniciteit niet geloofwaardig heeft geacht. Daartoe heeft de staatssecretaris er allereerst op kunnen wijzen dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn relaas onderbouwen, terwijl dit wel van hem verwacht had mogen worden. Zo heeft eiser verklaard dat bij zijn arrestatie een proces-verbaal zou zijn opgemaakt. Eiser heeft dit document niet overgelegd en heeft evenmin getracht dit te bemachtigen. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat het te risicovol is om documenten op te (laten) vragen. Eiser heeft deze stelling niet onderbouwd. Bovendien heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat zijn moeder naar de rechtbank is gegaan om navraag te doen naar een oordeel over een geldboete die eiser heeft gekregen. [2] Gesteld noch gebleken is dat dit heeft geleid tot problemen.
8. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank voorts niet ten onrechte overwogen dat eiser vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over zijn rol tijdens de demonstraties en tegenstrijdige verklaringen over zijn zichtbaarheid tijdens de demonstraties. De staatssecretaris heeft daartoe kunnen wijzen op het feit dat eiser heeft verklaard dat hij heeft geholpen met het organiseren van de demonstraties en dat eiser dat heeft toegelicht met de verklaring dat het zijn taak was om melding te maken bij de politie als hij iemand iets zag stelen. Eiser heeft zijn gestelde organiserende rol daarmee niet concreet gemaakt. Eiser heeft weliswaar foto’s overgelegd van demonstraties, maar daaruit blijkt niet de gestelde organiserende rol van eiser. De staatssecretaris heeft eisers verklaringen naar het oordeel van de rechtbank daarnaast tegenstrijdig kunnen vinden. Eiser heeft namelijk eerst verklaard dat hij niet vaak naar demonstraties ging [3] , terwijl hij later verklaart dat hij vaak heeft gedemonstreerd en dat hij zichtbaar was. [4]
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de gestelde problemen als gevolg van eisers etniciteit niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft in dat kader kunnen overwegen dat eiser tijdens het vrije relaas niet naar voren heeft gebracht dat zijn ontslag een reden was voor zijn vertrek. Eiser heeft juist verklaard dat het stoppen van zijn werk niets te maken heeft met de reden van zijn vertrek. [5] Daarnaast heeft de staatssecretaris kunnen wijzen op het feit dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over de reden van zijn ontslag. Eiser heeft namelijk in eerste instantie verklaard dat hij op zijn werk problemen kreeg omdat hij verkeerde dingen zag [6] en pas later dat zijn ontslag te maken had met zijn etniciteit. [7]
De vrees voor vervolging
10. Eiser is van mening dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten verscherpte belangstelling voor hem hebben vanwege zijn deelname aan de demonstraties. De staatssecretaris heeft volgens eiser onvoldoende gemotiveerd dat hij geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser vreest voor de personen die bedreigingen hebben geuit. Het geweld tijdens de demonstraties was niet willekeurig, maar gericht tegen demonstranten zoals eiser, die zich uitspreken tegen het regime. De Hirak beweging is bekend om de kritiek op de Algerijnse autoriteiten en eiser heeft verklaard dat hij als deelnemer aan de demonstraties zichtbaar is geweest. Eiser verwijst naar informatie van Freedom House van 2023. [8] Eiser is voorts van mening dat de legale uitreis uit Algerije niet betekent dat eisers vrees ongegrond is en dat de staatssecretaris ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij niet in Oekraïne of Duitsland asiel heeft aangevraagd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van het asielrelaas van eiser ten onrechte niet heeft getoetst op welke wijze eiser bij terugkeer zijn politieke overtuiging wil uiten en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. De gemachtigde heeft ter onderbouwing verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 januari 2024. [9]
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris op basis van de geloofwaardig geachte elementen kunnen concluderen dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging. Uit de geloofwaardig geachte deelname aan demonstraties en het feit dat eiser eenmalig is geslagen door een politieagent tijdens een demonstratie, valt niet af te leiden dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Uit eisers verklaringen blijkt dat de mishandeling door de politieagent met name het gevolg was van de manier waarop eiser de politieagent tijdens de betreffende demonstratie bejegende. Daaruit blijkt niet dat de politieagent het op eiser persoonlijk had gemunt vanwege zijn deelname aan de demonstratie. De staatssecretaris heeft voorts kunnen overwegen dat uit de bedreigingen evenmin blijkt dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten. Eiser heeft niet concreet kunnen maken wie er achter de bedreigingen zat, maar slechts verklaard dat hij vermoedt dat dit politie of inlichtingendienst is geweest.
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eiser voorts heeft kunnen tegenwerpen dat hij Algerije legaal is uitgereisd. Het feit dat eiser zonder problemen op zijn eigen paspoort Algerije is uitgereisd, duidt namelijk niet op negatieve belangstelling van de Algerijnse autoriteiten. De staatssecretaris heeft daarnaast kunnen overwegen dat de omstandigheid dat eiser in Oekraïne en Duitsland geen asiel heeft aangevraagd afbreuk doet aan de gestelde behoefte aan internationale bescherming. Niet valt in te zien waarom eiser niet reeds in Oekraïne of in Duitsland asiel heeft aangevraagd, terwijl hij stelt dat hij Algerije heeft verlaten vanwege problemen met de autoriteiten.
13. Het door eiser overgelegde rapport van Freedom House leidt niet tot een ander oordeel. Uit het rapport blijkt weliswaar dat de Algerijnse politie in 2022 nog steeds personen heeft opgepakt die ervan werden verdacht banden met de Hirak beweging te hebben, maar gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Algerijnse autoriteiten vanwege zijn deelname aan de demonstraties.
14. Met betrekking tot het ter zitting gedane beroep op de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024 overweegt de rechtbank als volgt. Daargelaten de vraag of het eerst ter zitting aanvoeren van deze nieuwe beroepsgrond in strijd is met de goede procesorde, ziet de Afdelingsuitspraak niet op een situatie zoals die van eiser, waarin een veemdeling stelt dat hij vóór vertrek uit het land van herkomst in de negatieve aandacht van een actor van vervolging stond wegens het uiten van zijn politieke overtuiging. [10] Voor zover eiser betoogt dat hetgeen hij heeft verklaard door de staatssecretaris had moeten worden opgevat als het uiten van een politieke overtuiging nadat hij het land had verlaten, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van eiser daartoe geen aanleiding geeft. De verwijzing van eiser naar de Afdelingsuitspraak van 17 januari 2024 leidt daarom niet tot een ander oordeel.
Voordeel van de twijfel
15. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte niet het voordeel van de twijfel heeft gegeven.
16. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij eiser niet het voordeel van de twijfel geeft. Daartoe heeft de staatssecretaris erop kunnen wijzen dat eisers verklaringen niet grotendeels geloofwaardig zijn, dat hij vage en wisselende verklaringen heeft afgelegd en dat eiser geen bevredigende verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van documenten.
Het terugkeerbesluit
17. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat het terugkeerbesluit niet rechtsgeldig is.
Op 17 januari 2024 [11] heeft de Afdeling geoordeeld over het verblijfsrecht van derdelanders die legaal in Oekraïne verbleven en ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten. Inmiddels heeft de Afdeling ook uitspraak gedaan op het hoger beroep in de zaak van eiser. Het is niet duidelijk wanneer het verblijfsrecht van eiser eindigt, waardoor het terugkeerbesluit volgens eiser vernietigd moet worden.
18. Daargelaten de vraag of het eerst ter zitting aanvoeren van deze nieuwe beroepsgrond in strijd is met de goede procesorde, overweegt de rechtbank als volgt. In de uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne hadden, van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. Op 12 februari 2024 heeft de Afdeling het hoger beroep van eiser gegrond verklaard en geoordeeld dat het recht van eiser op tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. [12] Blijkens de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2023 op het verzoek van eiser tot het treffen van een voorlopige voorziening mocht eiser de behandeling van het hoger beroep in Nederland afwachten. [13] Gelet op deze uitspraken verbleef eiser op 5 februari 2024 niet illegaal in Nederland. De staatssecretaris kon daarom op dat moment naar het oordeel van de rechtbank geen terugkeerbesluit opleggen. De rechtbank zal daarom het terugkeerbesluit vernietigen.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit. Voor het overige blijft het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft.
20. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op het terugkeerbesluit en laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.4161
2.Pagina 3 van het nader gehoor
3.Pagina 19 van het nader gehoor
4.Pagina 24 van het nader gehoor
5.Pagina 15 van het nader gehoor
6.Pagina 15 van het nader gehoor
7.Pagina 27 van het nader gehoor
8.Algeria: Freedom in the world 2023 Country Report
10.Zie overweging 6 van de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024
12.Zaaknummer202307536/1/V2
13.Zaaknummer 202307536/2/V2