ECLI:NL:RBDHA:2024:3044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
AWB23/11997 en AWB23/11934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen van aanvragen voor toelage vreemdelingen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van twee aanvragen voor een toelage ingevolge de Regeling verstrekkingen aan bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb). De aanvragen zijn door verweerder met afzonderlijke besluiten van 19 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat eiseres niet had voldaan aan de vereisten voor de aanvraag. Eiseres heeft op 11 juli 2023 en 7 augustus 2023 aanvragen ingediend, maar verweerder stelde dat de aanvragen onvolledig waren en dat eiseres de gelegenheid had gekregen om deze te herstellen. Eiseres heeft echter aangevoerd dat zij in een instelling verblijft, de taal niet machtig is en dat het buiten behandeling stellen van de aanvragen onredelijk is, gezien de omstandigheden.

De rechtbank heeft op 31 januari 2024 de beroepen behandeld. Eiseres heeft betoogd dat het niet aankruisen van het vakje voor de bankmachtiging een menselijke fout was en dat zij akkoord was met het overmaken van de toelage naar de instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen van eiseres voor en na de in geding zijnde maanden wel in behandeling zijn genomen en dat er geen wijziging in haar omstandigheden is geweest. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om de aanvragen alsnog in behandeling te nemen.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten en draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten zijn gemaakt voor beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/11997 en 23/11934

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaken tussen

[naam] uit [plaats], eiseres

V-nummer: [nummer]
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van twee aanvragen van eiseres voor een toelage ingevolge de Regeling verstrekkingen aan bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvragen met afzonderlijke besluiten van 19 september 2023 niet in behandeling genomen.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar begeleider en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft op 11 juli 2023 een aanvraag ingediend voor de maand juni 2023 en op 7 augustus 2023 voor de maand juli 2023.
2. Bij afzonderlijke besluiten heeft verweerder de aanvragen niet in behandeling genomen. Verweerder heeft aan de besluiten ten grondslag gelegd dat eiseres bij brief van 13 juli 2023 respectievelijk 8 augustus 2023 in de gelegenheid is gesteld om de onvolledige aanvraag te herstellen. Eiseres diende het vakje bij de bankmachtiging alsnog aan te kruisen. Omdat eiseres dat niet heeft gedaan heeft verweerder de aanvragen niet in behandeling genomen. Verweerder wijst op artikel 9, derde, vijfde en zesde lid, van de Rvb.
3. Eiseres heeft tegen beide besluiten afzonderlijke beroepen ingediend. Zij voert aan dat verweerder de aanvragen ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Zij verblijft in een instelling waardoor de post niet op tijd behandeld kan worden. Ook is zij de taal niet machtig en onbekend met de regelgeving. Verder is het buiten behandeling stellen onredelijk, omdat gelet op de manier waarop het formulier is ingevuld, mag worden aangenomen dat eiseres akkoord is met het overmaken van het geld aan de instelling. Dat het vinkje is vergeten is een menselijke fout. Ook staat op het formulier de naam en het telefoonnummer van de begeleider van eiseres. Daarmee had contact opgenomen kunnen worden. Het rechtssysteem wordt onnodig belast met deze procedures. Ter zitting is medegedeeld dat de periodes voor en na de hier in geding zijnde periodes, de uitkeringen verstrekt zijn en dat er geen sprake is van wijziging in de omstandigheden.
4.1
De rechtbank wijst op artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waar is bepaald wanneer een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen. Door het gebruik van het woord ‘kan’ is er niet een verplichting om een aanvraag buiten behandeling te laten, maar is er een discretionaire bevoegdheid. Van die discretionaire bevoegdheid zal een bestuursorgaan pas na afweging van de betrokken belangen gebruik mogen maken, zoals volgt uit artikel 3:4 van de Awb.
4.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres op beide aanvraagformulieren, het vakje waarin door haar moet worden aangegeven dat een bankmachtiging wordt afgegeven, niet heeft aangekruist. Wel staat, pal daaronder vermeld dat de toelage dient te worden bijgeschreven op het daar genoemde bankrekeningnummer van de instelling waar eiseres verblijft en heeft eiseres haar handtekening gezet ter accordatie van het overmaken van de toelage op die betreffende rekening. De rechtbank is van oordeel dat daaruit afgeleid kan worden dat eiseres akkoord was met het overmaken van de toelage op rekening van de instelling en dat het aannemelijk is dat het niet aankruisen van het vakje, berust op een menselijke fout.
4.3
De rechtbank stelt verder vast dat ter zitting is gebleken dat de aanvragen van eiseres om een toelage ingevolge de Rvb, zowel vóór als ná de in geding zijnde maanden wel in behandeling zijn genomen en uitgekeerd. Desgevraagd heeft verweerder op zitting laten weten dat de toelage, ook als alsnog het betreffende vinkje alsnog zou worden aangekruist, niet meer verstrekt kan worden nu deze buiten behandeling is gesteld. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat nooit van de discretionaire bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. “Termijnen zijn termijnen” volgens verweerder. Het is de rechtbank in dit verband ook gebleken dat eiseres ten aanzien van een van de aanvragen alsnog op 6 september 2023 een kruisje heeft gezet, maar dat verweerder daar klaarblijkelijk niets mee heeft gedaan, omdat dit na ommekomst van de termijn is geweest die verweerder daarvoor had gegeven, maar voordat de onderhavige beslissing was genomen. Verweerder heeft niet betwist dat zich geen wijziging in de omstandigheden van eiseres heeft voorgedaan. Verder is niet betwist dat eiseres het Nederlands niet machtig is, dat zij in een instelling op een geheime locatie verblijft waar zij wordt begeleid en dat de post op een ander adres wordt bezorgd en dat eiseres deze niet zelf kan ophalen maar dat dit door een personeelslid moet gebeuren. De begeleider heeft ter zitting toegelicht dat het door personeelsgebrek het wel eens voorkomt dat post niet altijd tijdig kan worden rondgebracht.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen gebruik is gemaakt van de discretionaire bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:5 van de Awb. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat het niet aankruisen van het vakje berust op een menselijke fout. Ook is geen rekening gehouden met het doenvermogen van eiseres, het feit dat zij in een instelling verblijft en daarbij, gelet op de geheime locatie, afhankelijk is van drukbezet personeel. Tevens is voorbij gegaan aan de omstandigheid dat aanvragen zowel voor als na de in geding zijnde maanden wel in behandeling zijn genomen en uitgekeerd. De enkele mededeling ter zitting dat verweerder dat nooit doet is daartoe niet voldoende. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het buiten behandeling stellen evident onredelijk is.
5. De beroepen zijn gegrond en de besluiten worden vernietigd. Verweerder dient nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van het voorstaande.
6. Hoewel de beroepen gegrond zijn bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat geen sprake is van kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de staatssecretaris op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak.