ECLI:NL:RBDHA:2024:303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 8 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 behandeld, waarbij beide gemachtigden aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat Slovenië nog verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft betoogd dat de uiterste overdrachtstermijn voor Slovenië is verstreken, en dat de verantwoordelijkheid voor zijn asielaanvraag is verschoven naar Frankrijk. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielaanvragen overgaat naar de verzoekende lidstaat als de overdrachtstermijn verstrijkt.

De rechtbank concludeert dat de uiterste overdrachtstermijn op 30 december 2023 is verstreken, waardoor Slovenië niet langer verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en verplicht deze om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. N. Akbalik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen (zaak NL23.38829), op zitting behandeld. Hieraan hebben beide gemachtigden deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Slovenië een verzoek om terugname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek op 23 oktober 2023 aanvaard.
Is Slovenië nog verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag?
5. Op zitting heeft eiser betoogd dat Slovenië niet langer verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser wijst op het gegeven dat Frankrijk eerder al een claimverzoek bij Slovenië heeft ingediend en dat de uiterste overdrachtstermijn voor Frankrijk om eiser aan Slovenië over te dragen– zoals door beiden landen ook is aangegeven – per 30 december 2023 verstreek. Het claimverzoek dat Nederland bij Slovenië heeft ingediend maakt niet dat de overdrachtstermijn opnieuw gaat lopen, aldus eiser. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn standpunt op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 12 januari 2023. [2]
5.1.
De staatsecretaris is van mening dat de uiterste overdrachtstermijn nog niet is verstreken en dat Slovenië nog steeds verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Frankrijk heeft namelijk op 18 oktober 2023 bericht niet de voor de behandeling van de asielaanvraag verantwoordelijke lidstaat te zijn. Slovenië heeft op 23 oktober 2023 het claimverzoek wel geaccepteerd. Dat betekent dat de uiterste overdrachtsdatum 23 april 2024 is, aldus de staatssecretaris.
5.2.
In de uitspraak van 12 januari 2023 heeft het Hof onder meer geoordeeld dat wanneer een termijn voor de overdracht van een onderdaan van een derde land is begonnen te lopen tussen een aangezochte lidstaat en een eerste verzoekende lidstaat, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag door het verstrijken van deze termijn overgaat op deze verzoekende lidstaat. Ook als de derdelander ondertussen in een derde lidstaat een nieuwe asielaanvraag heeft ingediend dat heeft geleid tot een claimakkoord van de aangezochte lidstaat van een door deze derde lidstaat ingediend terugnameverzoek.
5.3.
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 18 mei 2022 in Slovenië en op 16 juni 2022 in Frankrijk om internationale bescherming heeft gevraagd. De staatssecretaris heeft vervolgens op 5 oktober 2023 een verzoek om terugname bij Frankrijk ingediend. Frankrijk heeft op 18 oktober 2023 bericht niet akkoord te gaan met het terugnameverzoek. In dit bericht bevestigen de Franse autoriteiten dat eiser op 16 juni 2022 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd, maar delen ook mee dat Slovenië op 30 juni 2022 een terugnameverzoek heeft geaccepteerd. De Franse autoriteiten melden verder dat Slovenië op 13 september 2022 is meegedeeld dat eiser is ondergedoken, waardoor de overdrachtstermijn is verlengd tot 30 december 2023. De staatssecretaris heeft vervolgens op 18 oktober 2023 een terugnameverzoek ingediend bij Slovenië. De Sloveense autoriteiten hebben op 23 oktober 2023 bericht akkoord te gaan met het terugnameverzoek. In dit bericht hebben zij verder meegedeeld dat Zweden [de rechtbank begrijpt Frankrijk] de overdrachtstermijn heeft verlengd tot 30 december 2023, waarbij de Sloveense autoriteiten verwijzen naar het hiervoor genoemde arrest van het Hof van 12 januari 2023.
5.4.
De rechtbank oordeelt dat eiser terecht aanvoert dat de uiterste overdrachtstermijn om hem aan Slovenië over te dragen is verstreken. Hierdoor is Slovenië niet langer verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Het volgende is daartoe van belang. Vaststaat dat eiser vóór zijn asielaanvraag in Nederland, maar ná zijn asielaanvraag in Slovenië, ook in Frankrijk om internationale bescherming heeft verzocht. De Franse autoriteiten hebben daarom bij Slovenië een terugnameverzoek ingediend, welk verzoek door Slovenië is geaccepteerd. Hiermee is de termijn waarbinnen Frankrijk eiser aan Slovenië moest overdragen gaan lopen. De uiterste termijn om eiser over te dragen, welke tot 18 maanden is verlengd omdat eiser was ondergedoken, verstreek op 30 december 2023. Uit de uitspraak van het Hof van 12 januari 2023 volgt dat deze overdrachtstermijn ook geldt voor (derde) lidstaten waar later een asielaanvraag wordt gedaan en die om terugname verzoeken bij de eerste lidstaat waar asiel is aangevraagd. Dat betekent dat de overdrachtstermijn die geldt tussen Frankrijk en Slovenië ook geldt voor de overdracht van eiser van Nederland aan Slovenië. Het standpunt dat de staatssecretaris op zitting heeft ingenomen – het zogeheten ‘chain rule’ argument waarbij de overdrachtstermijn bij een asielaanvraag in een derde lidstaat opnieuw gaat lopen – heeft het Hof in de hiervoor genoemde uitspraak in de rechtsoverwegingen 65, 71 en 72 uitdrukkelijk verworpen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, nu eiser niet uiterlijk 30 december 2023 is overgedragen aan Slovenië, dat land per die datum niet langer verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser.
5.5.
De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar rechtsoverweging 79 van het arrest van het Hof, dat de verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser naar Frankrijk in de weg staat aan de uitvoering van het overdrachtsbesluit dat inhoudt dat eiser aan Slovenië wordt overdragen.
5.6.
Gelet op het voorgaande slaagt de beroepsgrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De reden hiervoor is dat de staatssecretaris de keuze heeft om de asielaanvraag van eiser te behandelen in de nationale procedure óf om, met inachtneming van artikel 23, tweede lid, van de Dublinverordening, een terugnameverzoek in te dienen bij Frankrijk. De rechtbank wijst hiervoor naar de rechtsoverwegingen 80 en 85 van de uitspraak van het Hof.
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op de onder 6 genoemde keuzemogelijkheden voor het vervolg en de daaraan verbonden uiteenlopende termijnen zal de rechtbank aan het nemen van een nieuwe besluit geen termijn verbinden.
6.2.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 december 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van R. Kloppers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.HvJEU 12 januari 2023, in de zaken C-323/21, C324/21 en C-325/21, ECLI:EU:C:2023:4.