ECLI:NL:RBDHA:2024:2990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL23.36220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag; prematuur beroep niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft eiser op 16 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 juli 2022 is ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan verplicht is om binnen een bepaalde termijn op een aanvraag te beslissen. Indien dit niet gebeurt, kan de betrokkene in beroep gaan, maar moet hij eerst een ingebrekestelling indienen. In dit geval heeft eiser op 19 maart 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl op 29 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36220

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 16 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 juli 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet eiser schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan eiser beroep instellen. [1]
2. Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) bepaalt dat op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet worden genomen. Als eerst is onderzocht welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, vangt de beslistermijn op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw, aan op de datum dat wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
3. De rechtbank stelt vast dat dat eiser op 23 juli 2022 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Hierna is eerst onderzocht of Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Op 15 november 2022 heeft verweerder laten weten dat voor eiser ten onrechte een claimverzoek is ingediend bij de autoriteiten van Litouwen en dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De aanvraag is op die datum opgenomen in de nationale procedure. De beslistermijn zou daarmee in beginsel op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw op 15 mei 2023 eindigen.
4. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht. [2] Dit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023 met negen maanden zijn verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 15 februari 2024 op de aanvraag moet beslissen.
5. Eiser heeft verweerder op 19 maart 2023, door verweerder ontvangen op 21 maart 2023, in gebreke gesteld. Op deze datum was de beslistermijn nog niet verstreken. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
2.Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.