ECLI:NL:RBDHA:2024:2972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL23.39992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met betrekking tot rekrutering door Al-Shabaab en discriminatie op basis van stamachtergrond

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2003, diende op 29 november 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 15 december 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 21 februari 2024, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gedaan. De eiser stelt dat hij behoort tot een minderheidsstam en dat hij bedreigd is door een ex-collega, wat hem heeft doen besluiten om te ontsnappen aan rekrutering door Al-Shabaab. De staatssecretaris acht de elementen van identiteit en herkomst geloofwaardig, maar de rekrutering door Al-Shabaab wordt als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de machtssituatie in de regio en de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser correct heeft meegenomen in zijn beoordeling.

De rechtbank stelt vast dat de problemen die de eiser ervaart als lid van een minderheidsstam niet zwaarwegend genoeg zijn om hem als vluchteling te kwalificeren volgens het Vluchtelingenverdrag. De staatssecretaris heeft ook terecht een terugkeerbesluit opgelegd, aangezien de asielaanvraag ongegrond is verklaard. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39992

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Somalische nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 2003. Hij heeft op 29 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van
15 december 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij behoort tot [naam minderheidsstam], een minderheidsstam, en wordt daarom gediscrimineerd. Zijn ex-collega heeft eiser op het werk bedreigd. Daarom heeft eiser ontslag genomen. Door de dreigementen is eiser na zijn ontslag ongeveer drie maanden binnengebleven. In die periode is eiser naar een restaurant gegaan, waar iemand heeft ontmoet die hem heeft geprobeerd te rekruteren voor Al-Shabaab. Al-Shabaab heeft eiser als afvallige aangemerkt, omdat hij weigerde zich bij hen aan te sluiten. Na eisers vertrek uit Somalië is Al-Shabaab meerdere keren bij zijn ouderlijk huis langs geweest op zoek naar hem.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen vanwege het behoren tot de [naam minderheidsstam];
  • Rekrutering door Al-Shabaab.
De staatssecretaris acht de elementen “identiteit, nationaliteit en herkomst” en “problemen vanwege het behoren tot de [naam minderheidsstam]” geloofwaardig, maar het element “rekrutering door Al-Shabaab” niet. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens de staatssecretaris niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Op wat de staatssecretaris daartoe overweegt wordt hieronder – voor zover relevant – nader ingegaan.
Geloofwaardigheid van het element “rekrutering door Al-Shabaab”
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte het element “rekrutering door Al-Shabaab” ongeloofwaardig heeft geacht.
Machtssituatie in Marka
6.1.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat Marka onder controle staat van de Somalische federale overheid en dat dit op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen over de rekrutering door Al-Shabaab. De staatssecretaris heeft onvoldoende onderbouwd waarom het uitsluitend van belang is dat Al-Shabaab controle heeft over Marka. Ook het invloed hebben in een regio kan leiden tot rekrutering. Er is namelijk geen stabiele machtssituatie in Marka. Uit verschillende rapporten blijkt dat Al-Shabaab wel degelijk invloed uitoefent in de regio. [1] Eiser heeft daarnaast ook zelf verklaard dat er gevechten plaatsvinden tussen Al-Shabaab en het regime. Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris ten onrechte opmerkt dat de huidige situatie in Marka niet van belang is. De staatssecretaris moet namelijk ook beoordelen of eiser op dit moment kan terugkeren. Al-Shabaab was en is aanwezig in Marka en eiser heeft ten tijde van zijn eventuele terugkeer te vrezen voor Al-Shabaab.
6.2.
De rechtbank overweegt allereerst dat op de zitting duidelijk is geworden dat tussen partijen niet in geschil is dat uit algemene landeninformatie volgt dat de federale overheid de controle heeft over Marka, maar dat Al-Shabaab wel invloed uitoefent in Marka. De vraag die overblijft is of de staatssecretaris eiser ten onrechte heeft tegengeworpen dat het feit dat Al-Shabaab niet de controle heeft over Marka, op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen ten aanzien van zijn rekrutering door Al-Shabaab.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de machtssituatie in Marka niet ten onrechte heeft meegenomen in de geloofwaardigheidsbeoordeling. De staatssecretaris heeft op de zitting verwezen naar het algemeen ambtsbericht Somalië uit 2023 waarin staat dat het merendeel van de gevallen van gedwongen rekrutering door Al-Shabaab plaatsvindt in de door haar gecontroleerde gebieden. [2] De staatssecretaris heeft hieruit kunnen afleiden dat Al-Shabaab wel kan rekruteren, maar dat dit in gebieden die niet door Al-Shabaab worden gecontroleerd minder plaatsvindt. Ook heeft de staatssecretaris toegelicht dat de overweging in het bestreden besluit, dat het feit dat Al-Shabaab niet de controle heeft over Marka en dat dit op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn rekrutering, niet betekent dat op voorhand aan eiser een zwaardere bewijslast is opgelegd. De algemene landeninformatie is een onderdeel van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en heeft het kader gevormd waarbinnen eisers verklaringen zijn ingekleurd.
6.4.
Verder oordeelt de rechtbank dat eiser ten onrechte betoogt dat de staatssecretaris de huidige situatie in Marka niet heeft meegenomen in zijn beoordeling. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het element “de rekrutering door Al-Shabaab” gaat over de situatie zoals deze gold ten tijde dat de gebeurtenissen plaatsvonden. Dit betekent echter niet, zoals de staatssecretaris ook op de zitting heeft aangevoerd, dat er bij de beoordeling van het asielverzoek van eiser niet gekeken wordt naar de situatie bij een eventuele terugkeer.
Moment van rekrutering
6.5.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij onvoldoende heeft uitgelegd waarom Al-Shabaab hem niet eerder heeft gerekruteerd. Hoewel hij minder vaak naar buiten ging en zich aan de regels hield, kan nooit voorkomen worden dat iemand alsnog wordt benaderd. Zo is een zoon van een kennis ook benaderd door Al-Shabaab.
6.6.
De staatssecretaris stelt dat niet te volgen is dat eiser niet eerder door Al-Shabaab is benaderd. Eiser heeft in het gehoor namelijk verklaard dat hij lange tijd geen problemen heeft gehad met Al-Shabaab. Het is daarom moeilijk in te zien waarom dit in juli 2022 opeens veranderd zou zijn. Bovendien heeft eiser verklaard dat de man die hij in het restaurant ontmoette en die later lid bleek te zijn van Al-Shabaab, wist dat hij [beroep] was. De staatssecretaris volgt niet dat eiser niet eerder door Al-Shabaab is benaderd als zijn beroep bij Al-Shabaab bekend was.
6.7.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris eiser ten onrechte tegenwerpt dat hij niet voldoende heeft uitgelegd waarom Al-Shabaab hem in juli 2022 gepoogd heeft te rekruteren. Eiser heeft in het gehoor namelijk enkele mogelijke verklaringen gegeven waarom Al-Shabaab hem in juli 2022 benaderd zou kunnen hebben. Hij zou een doelwit kunnen zijn door zijn beroep als [beroep], vanwege zijn leeftijd of vanwege zijn stamafkomst. [3] Daarnaast werpt de staatssecretaris eiser in dit kader ten onrechte tegen dat Al-Shabaab “al eerder” op de hoogte was van het feit dat hij [beroep] was en dat daarom niet valt in te zien waarom hij niet eerder is benaderd. De rechtbank leest eisers verklaring in het gehoor namelijk zo dat eiser in het gesprek met de man in het restaurant heeft verteld over zijn beroep, en dat eiser verwacht dat, omdat hij dit aan de man heeft verteld, hij later is benaderd om lid te worden van Al-Shabaab. [4] Uit het gehoor blijkt, anders gezegd, niet dat Al-Shabaab al vóór het gesprek in het restaurant op de hoogte was van eisers beroep.
Bezoek aan restaurant
6.8.
Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij ongerijmd heeft verklaard over de reden waarom hij naar het restaurant is gegaan, omdat hij wist dat hij vermoord kon worden als hij zich niet bij Al-Shabaab zou aansluiten. Eiser heeft echter verklaard dat hij het huis verliet, omdat hij wist dat zijn ex-collega voor wie hij vreesde aan het werk was en dat die vrees voor zijn ex-collega de directe reden was dat hij veel thuis was. De vrees voor Al-Shabaab was niet anders dan daarvoor. Aangezien Al-Shabaab nog heel lang aanwezig zou kunnen zijn, kon eiser niet om uitsluitend die reden altijd thuisblijven.
6.9.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eiser ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij ongerijmd heeft verklaard over de reden waarom hij naar het restaurant ging. Eiser heeft tijdens het nader gehoor namelijk duidelijk verklaard dat hij, ondanks de gevechten in de stad en de altijd aanwezige vrees voor Al-Shabaab, in principe thuis bleef vanwege de ex-collega met wie hij problemen had. Alleen als zijn ex-collega aan het werk was, durfde eiser zijn huis op sommige momenten te verlaten. [5] Pas nadat eiser in het restaurant benaderd werd door een man en later door hem gebeld werd met de vraag om zich aan te sluiten, is de vrees voor Al-Shabaab groter geworden. Eiser heeft immers verklaard dat zijn vader na het tweede dreigtelefoontje maatregelen heeft genomen en dat hij zes dagen na het eerste dreigtelefoontje uit Marka is gevlucht. [6]
Geven van telefoonnummer
6.10.
Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat zijn verklaringen over het geven van zijn telefoonnummer ongerijmd zijn. Eiser gaf zijn telefoonnummer aan de man in het restaurant, omdat de man aangaf werk voor eiser te hebben. Dit was belangrijk voor eiser, omdat hij niet meer bij zijn vader kon werken.
6.11.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat eisers verklaringen over het geven van zijn telefoonnummer ongerijmd zijn. De staatssecretaris werpt eiser in dat kader niet ten onrechte tegen dat eiser heeft verklaard op de hoogte te zijn van het feit dat Al-Shabaab jongeren rekruteerde en heeft verklaard dat hij door de vrees voor Al-Shabaab altijd alert was, minder vaak naar buiten ging en zich aan de regels hield. [7] De staatssecretaris kan het dan opvallend achten dat eiser zijn telefoonnummer aan een wildvreemde geeft onder de belofte van werk. Dit temeer omdat eiser heeft verklaard dat mensen van zijn stam geen of uitsluitend lager werk kunnen vinden. [8]
Problemen van eisers familie en contact met moeder
6.12.
Tot slot stelt eiser dat de staatssecretaris ten onrechte betoogt dat de problemen van de familie en het contact van eiser met zijn moeder niet worden gevolgd, aangezien de rest van het element ongeloofwaardig is bevonden. De staatssecretaris heeft hiermee onvoldoende zorgvuldig gehandeld en is voorbij gegaan aan het geheel van eisers verklaringen.
6.13.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eisers verklaringen hierover wel degelijk heeft beoordeeld op geloofwaardigheid. De staatssecretaris heeft eiser in het voornemen namelijk tegengeworpen dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij al enige tijd geen contact heeft met zijn moeder omdat zij bang is gecontroleerd te worden door Al-Shabaab en anderzijds verklaart dat hij wel aan zijn moeder kan vragen hoe vaak Al-Shabaab langs is geweest. [9] Eisers betoog op de zitting dat hij dit heeft gezegd om te laten zien dat hij wilde meewerken, is hiervoor onvoldoende verklaring. De staatssecretaris merkt in dat kader terecht op dat eiser deze tegenstrijdigheid op de zitting pas heeft genuanceerd, terwijl hij dat ook al in de correcties en aanvullingen of de zienswijze had kunnen doen.
Conclusie
6.14.
Hoewel de rechtbank, zoals overwogen onder 6.7 en 6.9, met eiser eens is dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen duidelijkheid heeft gegeven op de vraag waarom Al-Shabaab hem heeft benaderd en waarom hij naar het restaurant is gegaan, leidt dit niet tot een gegrondverklaring van dit beroep. Zoals de staatssecretaris op de zitting heeft toegelicht, ligt het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling bij het feit dat Al-Shabaab niet de controle heeft in Marka, dat eiser zijn telefoonnummer aan een vreemde heeft gegeven en omdat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het contact met zijn moeder. De staatssecretaris heeft daarom de problemen als gevolg van de rekrutering door Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de problemen die eiser ervaart als lid van een minderheidsstam zwaarwegend genoeg?
7. Eiser stelt dat de problemen die hij ervaart omdat hij behoort tot een minderheidsstam zwaarwegend genoeg zijn om tot inwilliging van zijn asielaanvraag te komen. Hij kan namelijk geen normaal leven leiden in Somalië. Zo is het voor mensen van zijn stam zeer moeilijk om aan werk te komen en heeft de staatssecretaris geloofwaardig geacht dat hij vanwege zijn afkomst problemen heeft op het gebied van medische zorg en onderwijs. Dat zijn vader een eigen onderneming heeft, doet er niet aan af dat het voor mensen van zijn stam zeer moeilijk is om werk te vinden. Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris heeft erkend dat hij geen bescherming kan krijgen van de federale overheid in Somalië.
7.1.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de problemen die eiser ervaart als lid van een minderheidsstam niet zwaarwegend genoeg zijn om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De staatssecretaris merkt terecht op dat hoewel eiser behoort tot een minderheidsgroepering, uit openbare bronnen niet blijkt dat eisers stam structureel wordt vervolgd. Bovendien blijkt uit eisers verklaring dat hij maar vreest voor één persoon, zijn ex-collega. Daarnaast heeft eiser verklaard dat zijn vader een eigen bedrijf heeft en personen van een meerderheidsstam in dienst heeft. [10] Verder blijkt uit eisers verklaringen dat hij naar een privéschool is gegaan, dat hij – hoewel als laatste – geholpen is in het ziekenhuis en dat hij eventueel alleen lager werk zou kunnen krijgen. [11] Hieruit blijkt niet dat er sprake is van grootschalige of systematische blootstelling aan discriminatie waardoor eiser onmogelijk op maatschappelijk of sociaal gebied kan functioneren. De staatssecretaris heeft in dat kader dan ook terecht overwogen dat het feit dat eiser niet kan klagen bij de Somalische autoriteiten, dit oordeel niet anders maakt. De problemen die eiser ervaart als gevolg van zijn stamachtergrond zijn namelijk niet zwaarwegend genoeg om eiser aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris eiser terecht een terugkeerbesluit opgelegd?
8. Eiser stelt dat de staatssecretaris hem ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Er is namelijk veel onduidelijk over de situatie van terugkeerders. Eiser behoort tot een minderheidsstam en terugkeerders kunnen volgens het ambtsbericht te maken krijgen met slechte economische omstandigheden. [12] Ook kan niet worden uitgesloten dat eiser geconfronteerd wordt met bijzondere aandacht van Al-Shabaab.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Bij de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt in beginsel automatisch een terugkeerbesluit opgelegd. [13] Gelet op dat wat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen. De staatssecretaris heeft daarom ook terecht een terugkeerbesluit opgelegd.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.International Crisis Group, Sustaining Gains in Somalia’s Offensive against Al-Shabaab, 21 maart 2023; EUAA, Somalia: Security situation, februari 2023, p. 82-107.
2.Algemeen ambtsbericht Somalië, juni 2023
3.Verslag nader gehoor, p. 21.
4.Verslag nader gehoor, p. 14-15.
5.Verslag nader gehoor, p. 8 en 10.
6.Verslag nader gehoor, p. 20-22.
7.Verslag nader gehoor, p. 17.
8.Verslag nader gehoor, p. 12.
9.Verslag nader gehoor, p. 24-25.
10.Verslag nader gehoor, p. 7.
11.Verslag nader gehoor, p. 8 en 12.
12.Algemeen ambtsbericht Somalië, juni 2023, p. 77 e.v.
13.Dit staat in artikel 45, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.