2.4.Uit artikel 62a, derde lid, van de Vw volgt dat de vreemdeling als bedoeld in het eerste lid en onder b, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebed van de betrokken lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling vereist is, wordt tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is tussen partijen dat eiser in Portugal een verblijfsrecht heeft tot 23 april 2024. Voorts is niet in geschil dat aan eiser driemaal, op 10 augustus 2023, op 4 september 2023 en op 16 februari 2024 een bevel tot terugkeer naar Portugal is uitgereikt. Eiser heeft verklaard dat hij geen gevolg heeft gegeven aan het bevel tot terugkeer van 16 februari 2024. Uit de systematiek van de Terugkeerrichtlijn, geïmplementeerd in de Vw, volgt dat de staatssecretaris in dat geval een terugkeerbesluit kan opleggen aan de vreemdeling met de verplichting terug te keren naar het land van herkomst of een ander derde land waar de toegang gewaarborgd is. Dat aan eiser in eerste instantie een bevel tot terugkeer naar een EU-lidstaat moet worden uitgereikt, is de uitzondering op de hoofdregel dat een derdelander bij onrechtmatig verblijf geacht wordt het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland, te verlaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris terecht Brazilië heeft aangewezen als land waarnaar eiser dient terug te keren.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beroep tegen het bestreden besluit van 21 februari 2024 (NL24.7112)
6. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris het op 20 februari 2024 opgelegde inreisverbod op 21 februari 2024 heeft ingetrokken, waarbij de staatssecretaris het terugkeerbesluit in stand heeft gelaten. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 21 februari 2024 wat betreft het terugkeerbesluit geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven heeft geroepen die niet al reeds voor eiser bestonden. In het besluit van 21 februari 2024 wordt slechts herhaald dat aan eiser een terugkeerbesluit is opgelegd voor Brazilië. Van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht is geen sprake.
7. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.