ECLI:NL:RBDHA:2024:2971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7111 en NL24.7112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling met verblijfsrecht in Portugal

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod van een vreemdeling met een verblijfsrecht in Portugal. De eiser, van Braziliaanse nationaliteit, had een terugkeerbesluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hij werd verplicht terug te keren naar Brazilië. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht Brazilië als terugkeerland had aangewezen, ondanks het feit dat de eiser rechtmatig verblijf had in Portugal. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had voldaan aan eerdere bevelen tot terugkeer naar Portugal en dat het terugkeerbesluit geen nieuwe rechtsgevolgen voor de eiser met zich meebracht. Hierdoor achtte de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het inreisverbod, dat inmiddels was ingetrokken. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.7111 en NL24.7112

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Braziliaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (geregistreerd onder het zaaknummer NL24.7111).
Op 21 februari 2024 heeft de staatssecretaris het inreisverbod opgeheven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld (geregistreerd onder het zaaknummer NL24.7112).
Bij besluit van 20 februari 2024 heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld (geregistreerd onder het zaaknummer NL24.6892)
De rechtbank heeft de beroepen, gezamenlijk met de zaak NL24.6892, op 1 maart 2024 op zitting behandeld. Mr. R.P. Portugies is als waarnemer van eisers gemachtigde verschenen op de rechtbank in Groningen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Beroep tegen het bestreden besluit van 20 februari 2024 (NL24.7111)
Gronden eiser
1. Eiser stelt dat in het terugkeerbesluit ten onrechte het land Brazilië en niet het land Portugal is opgenomen als land waarnaar eiser zou moeten terugkeren. Vaststaat dat eiser over een geldig nationaal Braziliaans paspoort beschikt. Daarnaast heeft eiser een verblijfsrecht in Portugal tot 23 april 2024. Dit verblijfsrecht is thans nog niet verlopen. Omdat eiser over een verblijfsrecht in Portugal beschikt is aan hem eerder een bevel tot terugkeer naar een EU-lidstaat (Portugal) opgelegd, op 10 augustus 2023, op 4 september 2023 en op 16 februari 2024. Eiser heeft aan dit laatste bevel geen gehoor gegeven. Eiser wijst op artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn en stelt dat die situatie in zijn geval aan de orde is. Dat betekent dat er in principe een terugkeerbesluit uitgevaardigd kan worden. Dit terugkeerbesluit dient dan echter wel het doel te dienen waarvoor het wordt gegeven: terugkeer naar de EU-lidstaat waar de derdelander een verblijfsrecht heeft, in casu Portugal. Aan eiser is daarentegen op grond van het bepaalde in artikel 62 van de Vw de verplichting opgelegd om terug te keren naar een land buiten Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland, te weten Brazilië. Het terugkeerbesluit krijgt volgens eiser zo het karakter van een straf en niet van een verplichting tot terugkeer: omdat eiser niet teruggekeerd is naar Portugal dient hij thans terug te keren naar Brazilië. Dat is echter niet conform de bedoeling van de Terugkeerrichtlijn. Het gaat er immers uitsluitend om dat een derdelander die geen gehoor geeft aan het bevel terug te keren naar de EU-lidstaat waar hij een verblijfsrecht heeft gedwongen kan worden terug te keren naar die EU-lidstaat.
Beoordeling rechtbank
2. Uit artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn volgt het volgende:
„terugkeer”: het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen, terugkeert naar:
— zijn land van herkomst, of
— een land van doorreis overeenkomstig communautaire of bilaterale overnameovereenkomsten of andere regelingen, of
— een ander derde land waarnaar de betrokken onderdaan van een derde land besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt toegelaten.
2.1.
Uit artikel 6, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn volgt:
Onverminderd de in de leden 2 tot en met 5 vermelde uitzonderingen, vaardigen de lidstaten een terugkeerbesluit uit tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft.
2.2.
Uit artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn volgt:
De onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd, of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de betrokkene vereist is, is lid 1 van toepassing.
2.3.
Uit het eerste lid van artikel 62a, eerste lid en onder b, van de Vw volgt dat een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd aan de vreemdeling niet zijnde een gemeenschapsonderdaan, die niet langer rechtmatig verblijf heeft, tenzij de vreemdeling in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf.
2.4.
Uit artikel 62a, derde lid, van de Vw volgt dat de vreemdeling als bedoeld in het eerste lid en onder b, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebed van de betrokken lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling vereist is, wordt tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is tussen partijen dat eiser in Portugal een verblijfsrecht heeft tot 23 april 2024. Voorts is niet in geschil dat aan eiser driemaal, op 10 augustus 2023, op 4 september 2023 en op 16 februari 2024 een bevel tot terugkeer naar Portugal is uitgereikt. Eiser heeft verklaard dat hij geen gevolg heeft gegeven aan het bevel tot terugkeer van 16 februari 2024. Uit de systematiek van de Terugkeerrichtlijn, geïmplementeerd in de Vw, volgt dat de staatssecretaris in dat geval een terugkeerbesluit kan opleggen aan de vreemdeling met de verplichting terug te keren naar het land van herkomst of een ander derde land waar de toegang gewaarborgd is. Dat aan eiser in eerste instantie een bevel tot terugkeer naar een EU-lidstaat moet worden uitgereikt, is de uitzondering op de hoofdregel dat een derdelander bij onrechtmatig verblijf geacht wordt het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland, te verlaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris terecht Brazilië heeft aangewezen als land waarnaar eiser dient terug te keren.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beroep tegen het bestreden besluit van 21 februari 2024 (NL24.7112)
6. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris het op 20 februari 2024 opgelegde inreisverbod op 21 februari 2024 heeft ingetrokken, waarbij de staatssecretaris het terugkeerbesluit in stand heeft gelaten. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 21 februari 2024 wat betreft het terugkeerbesluit geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven heeft geroepen die niet al reeds voor eiser bestonden. In het besluit van 21 februari 2024 wordt slechts herhaald dat aan eiser een terugkeerbesluit is opgelegd voor Brazilië. Van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht is geen sprake.
7. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep tegen het besluit van 20 februari 2024 ongegrond;
  • zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het besluit van 21 februari 2024.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraken kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.