Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.FASTNED B.V.en
The Fast Charging Network B.V., beiden te Amsterdam,
1.De procedure
legal counsel, bijgestaan door mrs. L.P.W. Mensink en C. Jeloschek ;
2.De feiten
Basisvoorzieningen mogen zelfstandig worden gevestigd.
Ook laadpunten kunnen een aanvullende voorziening zijn, bijvoorbeeld als zij bij de basisvoorziening benzinestation worden gevestigd. Aanvullende voorzieningen kunnen dus alleen bij een al bestaande basisvoorziening komen. De Kennisgeving 2004 bepaalde dat alleen een vergunninghouder van een basisvoorziening aanvullende voorzieningen mocht aanbieden.
FCN (haar rechtsvoorganger MisterGreen Fast Charging Network B.V.) heeft een vergunning op grond van de Wbr verkregen voor de verzorgingsplaats Hellevliet. Het betreft een vergunning voor de exploitatie van een foodtruck.
Het hof heeft geoordeeld dat het categorisch weigeren van de Staat van zijn privaatrechtelijke toestemming voor een shop bij de laadstations van Fastned en FCN onrechtmatig is. In het arrest staat onder meer het volgende.
de mogelijkheid van schadevoor Fastned c.s. als gevolg van die categorische weigering van privaatrechtelijke toestemming
aannemelijkis.
“als er grotere aantallen bezoekers komen”en dat de toenmalige advocaat van Fastned c.s. tijdens een zitting in 2013 heeft verklaard dat Fastned alleen uitgaat van de levering van stroom en niet
“voornemens”te zijn
“andere producten te verkopen”. Ook heeft de Staat erop gewezen dat FCN, voorheen Mistergreen, pas in september 2015 is opgericht. De Staat stelt dat het zonder enige bedrijfseconomische onderbouwing van Fastned c.s., die ontbreekt, niet aannemelijk is dat zij daadwerkelijk zou zijn overgegaan tot het realiseren van shops in de periode van 2013 tot en met 2017, waarbij nog komt dat de ABRvS pas in 2019 heeft geoordeeld dat de Wbr-vergunningen niet konden worden geweigerd.
3.Het geschil
b) € 37,5 miljoen aan hogere kapitaalkosten,
c) € 255 miljoen aan misgelopen kansen,
met de veroordeling van de Staat tot betaling van de wettelijke rente over de gederfde winst, en de proceskosten.
4.De beoordeling
business casevoor investeerders ontbreekt.
De Staat wijst op verklaringen van de oprichters van Fastned waaruit zou blijken dat de prioriteit van Fastned bij het (snel)laden lag en pas in latere instantie bij het openen van laadshops bij een bepaald minimum aantal laders per dag, welk aantal nog niet is bereikt. Ook wijst hij erop dat in de communicatie met aandeelhouders en in de jaarverslagen in de periode tot 2019 het openen van laadshops nauwelijks of geen thema is. Verder merkt de Staat op dat Fastned en FCN in de hypothetische situatie niet op alle verzorgingsplaatsen shops zou hebben kunnen realiseren vanwege (het niet voldoen aan) Wbr-vergunningsvereisten, en dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep waarschijnlijk tot vertraging zou hebben geleid. Ook zou in specifieke individuele gevallen op grond van concrete omstandigheden ter plaatse privaatrechtelijke toestemming rechtmatig zijn geweigerd, in ieder geval bij de 69 verzorgingsplaatsen met motorbrandstoffenverkooppunt met shop, die nog voor de eerste keer geveild moesten worden.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)