Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de minister van Defensie, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
6 maart 2024.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de inzage van gegevens die berusten onder de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Eiser had op 29 september 2021 verzocht om inzage in zijn gegevens bij de MIVD, maar dit verzoek werd door verweerder, de minister van Defensie, afgewezen op 10 januari 2022. Na bezwaar heeft verweerder op 7 februari 2023 gedeeltelijk inzage gegeven in niet-actuele gegevens, maar eiser was van mening dat er meer niet-actuele gegevens over hem beschikbaar waren.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld via een beeldverbinding, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren. Eiser stelde dat de Koninklijke Marechaussee (KMar) in de periode 2013-2021 regelmatig gegevens over hem had opgevraagd, wat volgens hem zou wijzen op het bestaan van meer niet-actuele gegevens bij de MIVD. De rechtbank oordeelde echter dat de KMar om verschillende redenen gegevens kan opvragen en dat dit niet noodzakelijkerwijs verband houdt met de MIVD.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de MIVD meer niet-actuele gegevens over hem had dan de gegevens die al waren verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de uitleg van verweerder over de afwezigheid van gegevens navolgbaar was en dat de nadere zoekslag in bezwaar geen aanleiding gaf om aan te nemen dat er meer gegevens waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.